MBTZ Logo

Met Stoom - Nummer 17 - juni 1994

Zaanse pakhuizen

Pakhuizen als integrerend onderdeel van de molennijverheid

Voor een vlotte arbeidsgang in de molens was het noodzakelijk dat de ruwe grondstoffen, nadat ze per schip waren aangevoerd, in de onmiddellijke nabijheid van de maalwerktuigen in het molenlijf werden opgeslagen. Na de bewerking moest het afgewerkte produkt tijdelijk naast de werkruimte worden opgeslagen. Elke molen beschikte daartoe over een bergschuur, waarin de ruwe grondstoffen en het afgewerkte produkt gescheiden werden weggezet. In verband met stormen en ijsgang lag de aanvoer van hout, granen en potas uit de Oostzeelanden gedurende het najaar en de winter geheel stil. Ook de aanvoer van specerijen en rijst uit het Verre Oosten kon door de moessonwinden alleen in de zomer plaatsvinden. Als gevolg hiervan waren pakhuizen nodig voor de tijdelijke opslag van allerlei ruwe grondstoffen, zoals granen, oliehoudende zaden, specerijen, cacaobonen, tabak, potas, verfhout, krijt en ruwe aardverven. Ook de opslagcapaciteit voor de afgewerkte produkten in de molenschuren was beperkt, zodat tevens voor deze waren aanvullende bergruimte, vooral tijdens de wintermaanden, nodig was.

De pakhuizen vervulden aldus een zeer belangrijke, zo niet cruciale rol in het geheel van de Zaanse molennijverheid. Zonder voldoende beschikbare opslagruimte, was de Zaanstreek niet uitgegroeid tot het grootste Nederlandse industriegebied in de 17e- en 18e eeuw. Doordat de pakhuizen functioneel een andere vestigingsplaats hadden dan de molens, is lange tijd hun onmisbare rol in de industriƫle produktie niet onderkend.
Hun cultuurhistorische waarde is pas na de Tweede Wereldoorlog voor iedereen duidelijk geworden. Als gevolg hiervan werden zeven pakhuizen naar de Zaanse Schans overgeplaatst. Op de hier afgedrukte vereenvoudigde molenkaart, waarop slechts 700 van de circa 1000 Zaanse molens konden worden aangegeven, is te zien dat de molens voornamelijk in de polders ten westen en ten oosten van de Zaan stonden en wel langs de oost-west lopende sloten. Vanaf Zaandijk in noordelijke richting lagen zeer veel molens langs de beide oevers van de Zaan.

Molenkaart

In Zaandam en Koog aan de Zaan stonden slechts enkele molens aan de Zaan. De meeste buitendijkse gronden werden hier in de 17e- en 18e eeuw in beslag genomen door woonbebouwing, scheepswerven en pakhuizen. De pakhuizen stonden gewoonlijk langs de Zaan en langs de hiervoor genoemde oost-west gerichte poldersloten, meestal echter in de nabijheid van de sluizen, die toegang tot de Zaan gaven. Door deze ligging was een snelle aan- en afvoer van de goederen van en naar elders gewaarborgd.

In de tweede helft van de 19e eeuw, toen Wormerveer en Wormer het voortouw namen bij de toepassing van stoom als krachtbron, werd langs de Zaanweg te Wormerveer een reeks grotere pakhuizen gebouwd; nog steeds geheel van hout, maar met een stenen voorgevel. In deze periode werden de vele pelmolens in Wormerveer en Wormer vervangen door de bekende reeks stenen rijst- en gortpellerijen op de oostelijke oever van de Zaan, op het grondgebied van de gemeente Wormerland. In deze fabrieken waren de bovenste verdiepingen bestemd voor de opslag van granen en rijst, zodat hiervoor geen afzonderlijke pakhuizen werden gebouwd.

Toen na 1901 de bouw van houten panden in Nederland werd verboden, werden desondanks ook na deze datum nog vele houten pakhuizen gebouwd, waarvoor dan ontheffing door Burgemeester en Wethouders werd verleend. Voor de opslag van de grote hoeveelheden aangevoerde granen hadden de bestaande graanpakhuizen nu te weinig capaciteit. In de periode 1912 tot 1940 werd daarvoor in de Zaanstreek een groot aantal silo?s van gewapend beton voor de opslag van dergelijke grondstoffen opgetrokken.