Met Stoom - Nummer 25 - januari 1997

Zaanse Kamer van Koophandel geeft zelfstandigheid op

Op 31 december 1996 is een einde gekomen aan het zelfstandig bestaan van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zaanstreek, zoals de laatst gebruikte naam luidde. De Kamer is samengegaan met De Kamers van Koophandel te Amsterdam en Haarlem, die al gefuseerd waren. Het was een enigszins ‘gedwongen huwelijk’. De Zaanse Kamer wilde zelf - na een korte periode waarin Amsterdam wel de voorkeur had - liever fuseren met de Kamers Alkmaar en Hoorn. Daar stak de minister van Economische Zaken - in de persoon van staatssecretaris A. van Dok-van Weele - een stokje voor: het moest toch Amsterdam/Haarlem worden.

Door Cees van Dalsem

Vergadering van de KvK
Een beeld dat men niet meer zal zien: de jaarrede van de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zaanstreek. Hier is men, begin jaren '90 bijeen in Het Wapen van Assendelft.

Kamers van Koophandel in Nederland vinden hun oorsprong in de Franse tijd. In Frankrijk bestonden dergelijke instellingen, die bij de overheid de belangen van handel en nijverheid naar voren brachten - men zou haast zeggen te pas en te onpas - al langer. De Kamer van Marseille zond na de inlijving bij Frankrijk een brief naar haar zusterorganisatie in Amsterdam, maar die bleek niet te bestaan. Dat ‘gebrek’ werd in 1811 verholpen.
De instelling van een Kamer was een zaak van de rijksoverheid. Naar believen ging de koning in op verzoeken om in een gemeente een Kamer van Koophandel op te richten. Toen koning Willem II in 1842 een bezoek aan Zaandam zou brengen zag de toenmalige gemeenteraad zijn kans schoon om hem te benaderen.

Verzoekschrift aan de koning

De ‘Regering van Zaandam’ (zo ondertekende men) stelde op vrijdag 5 augustus 1842 een adres vast om aan de koning, die een dag later op bezoek zou komen, aan te bieden. Om het nut en vooral de noodzaak van een eigen Kamer van Koophandel te benadrukken werd een somber beeld geschetst van de plaatselijke economie:

“ Het is een onmiskenbare waarheid, Sire! De welvaart vermindert, handel en fabrieken kwijnen. De eenigste binnen deze stad nog overgebleven papiermolen staat stil. Olie-, pel-, maar vooral de houtzaagmolens zijn in kwijnenden staat. De handel vermindert, scheepstimmerwerven bestaan niet, en de twee nog aanwezige touwslagerijen zijn mede belangrijk in vertier achteruitgegaan. Als oorzaken van dezen treurigen toestand worden regeringsplannen gerekend; die verlegging van den handel, algemeene vermindering in het handelsvertier en buitenlandse concurrentie in het fabriekswezen brengen; voor zoo verre de houtzagerijen en olieslagerijen betreft, te geringe beschermende wetten, en wegens de pelderijen de drukkende last van inkomende regten in Rijken, waar vroeger zoals b.v. in Rusland, belangrijke partijen werden betrokken en dergelijke. ”

Gememoreerd wordt nog, dat Zaandam samen met Koog, Zaandijk en Wormerveer (“aan de Zaanstroom gelegen gemeenten”) heeft geprobeerd de Zaan te verbinden met het Groot Noordhollandsch Kanaal, maar dat hier niets van is gekomen vanwege de hoge kosten. Daarom is het nodig de Voorzaan en het Kerkrak tot aan het IJ uit te diepen.

De Regering van Zaandam beveelt

“ bij deze plegtige gelegenheid de belangen van hare ingezetenen in de bijzondere bescherming van Uwe Majesteit aan ”

en gaat dan

“ eerbiedig verzoeken dat het Uwe Majesteit goedgunstig gelieve te behagen ”

er voor te zorgen,

  • dat er f 130.000 uit ‘s rijks kas komt voor het uitdiepen van Voorzaan en Kerkrak,
  • dat de inkomende rechten op buitenlands gezaagd hout verdubbeld worden van 10 tot 20 procent,
  • dat men behoudens een kleine uitzondering bij alle werken voor rekening van de staat verplicht wordt gebruik te maken van binnenlands gezaagd hout,
  • de rechten op lijnolie gelijk te trekken met die welke in Amerika worden geheven,
  • in Zaandam een Kamer van Koophandel in te stellen.

Het slot van het adres is de moeite waard:

“ Met de inwilliging dezer bede zoude Uwe Majesteit bijzondere en algemeene belangen bevorderen, en zoude de Eer, welke Zaandam thans geniet, nog lang een zegenend aandenken verblijven, en het ‘Leve de Koning!’ op heden. door duizenden aan geheven, in de dankbare erkentenis van deze duizenden duurzaam blijven bestaan. Ontvang Sire! de hulde Uwer getrouwe Zaandammers en vooral ook de verzekering van liefde en innige gehechtheid welke bestaat bij Uwer Majesteits onderdanen,

de Regering van Zaandam. ”

Tegen dergelijke uitingen van aanhankelijkheid was Willem II uiteraard niet bestand en Zaandam kreeg zijn Kamer van Koophandel. Op 28 april 1843 ondertekent Zijne Majesteit het daartoe strekkende besluit.

De Zaanse Kamer wordt opgericht

De Kamer telde negen leden en hun herkomst geeft aan welke takken van handel en industrie destijds belangrijk waren: 3 leden uit de houtzagerij en houthandelaars, 2 uit de olyslagerij en handelaren, 1 uit resp. de pelderij, de grossiers in wijnen en kruidenierswaren, de makelaars in assurantie, effecten enz. en de handelaars in granen en andere zaken.
De gemeenteraad van Zaandam maakte twee voordrachten van negen leden. Het eerste negental wordt benoemd, inclusief Hendrik Jan van Ruerlo Holst, die ook de functie van commissaris van politie uitoefent. Mogelijk ziet hij daarom van zijn benoeming af. De andere leden zijn Pieter Corver Azn., Cornelis de Koning, Jan Willem Warnsinck Jr., Hendrik Jan Smit, Pieter ten Kate, Lodewijk Ebmeijer, Meindert van Orden en Pieter Sijmes van der Goot. Kort na de installatie wordt Heyme Vis Jansz. als opvolger van Van Ruerlo Holst in de Kamer benoemd.
Smit wordt de eerste voorzitter en C.J. Prins de eerste secretaris voor een tractement van f 100 per jaar, met vrijdom van zegels, briefporten en schrijfbehoeften.

In de zomer van 1843 komt het eerste ‘echte’ werk op de nieuwe Kamer af: een visie op het van regeringswege opgestelde ontwerptarief van rechten op de in-, uit- en doorvoer. Dat er een fors invoerrecht op gezaagd hout komt wordt van harte onderschreven, want vooral uit Noorwegen is er op dit gebied een ‘verderfelijke invoer.’
Het lidmaatschap van een Kamer van Koophandel werd (en wordt?) soms door buitenstaanders als een erebaantje gezien, maar ene Jan Simonsz dacht er in 1845 niet zo ver: hij laat die drinkbeker aan zich voorbijgaan.
De Gouverneur (de vroegere titel van een Commissaris des Konings) is verbaasd, evenals de Kamer: “ Wij hadden zulks niet verwacht. Pogingen om hem tot andere gedachten te brengen zijn beslissend vruchteloos geweest. ” Simonsz geeft als redenen op: “ Bijzondere onaangenaamheden door hem in zijn vroegere betrekking als Wethouder dezer stad ondervonden, hebben hem in het afgelopen jaar doen besluiten het verzoek om ontslag uit die betrekking bij Z.M. in te dienen, terwijl hij zich daarna ten stelligste heeft voorgenomen om zich aan alle Commissieën (waartoe hij niet verplicht kon worden) te onttrekken, en bepaaldelijk voor elke benoeming, hoe ook genaamt, te bedanken. Een grondregel welke hij ook in dezen getrouw is gebleven. ”

(Een van zijn nazaten dacht er anders over en was van 1976-1984 lid van de Kamer, waarvan een aantal jaren als voorzitter).

Ontbonden en weer ingesteld

De Kamer van Koophandel voor de gemeente Zaandam heeft maar kort bestaan. Bij Koninklijk Besluit werden in 1852 alle Kamers ontbonden. Gemeenten konden opnieuw voorstellen indienen om een Kamer van Koophandel in te stellen of te behouden. Per 1 juni 1852 komt er een nieuwe Kamer, die als een ‘districtskamer’ is te beschouwen. De leden worden voortaan benoemd door de gemeenten Zaandam (7), Wormerveer(3) , Zaandijk(2), Westzaan(2), Koog aan de Zaan(2), Krommenie (1), Oostzaan(1). Deze gemeenten dragen naar rato hij in de kosten van de Kamer.

In de eerste jaren van haar bestaan beijvert de nieuwe Kamer zich vooral om het verbeteren van de verbindingen te land en te water. Rond 1860 komen de aansluitingen op het spoorwegnet voor het eerst ter sprake, een onderwerp dat jarenlang de aandacht zal vragen.
Belangrijk is de opening van het Noordzeekanaal, waardoor de Zaanstreek over het water een korte verbinding met de hoofdstad Amsterdam verkrijgt. Men kon toen niet bevroeden, dat ditzelfde kanaal in de loop van de 20e eeuw de streek in een eilandpositie zou plaatsen ten aanzien van het in belang en omvang toenemende wegverkeer.
Het opkomende socialisme doet zich gelden, maar in de Kamer van Koophandel zijn werknemers in die tijd nog niet vertegenwoordigd. Wanneer de Tweede Kamer een enquête wil houden over werkomstandigheden en kinderarbeid, heeft men daar geen behoefte aan. Men stelt, “ dat in de Zaanstreek geen plaatselijke verordeningen op de kinderarbeid bestaan, dat de duur van den arbeid onbepaald is, dat zondagarbeid en vrouwelijke arbeid zeldzaam zijn, dat de eigenaardige Zaansche toestanden moeilijk met andere zijn te vergelijken, dat de lichamelijke, zedelijke en verstandelijke toestand der arbeiders vooruitgaat, en dat voor veiligheid en gezondheid wordt gezorgd. ”
Als er dan toch een Wet op de Kinderarbeid zit aan te komen stuurt men een adres aan de Tweede Kamer met de boodschap: “ De werkgever mag voor overtredingen niet gestraft worden, tenzij sprake is van opzettelijke overtreding. ”

Vele jaren wordt er gestreefd naar een nieuwe grote sluis in Zaandam. Deze komt er eindelijk in 1903, de Wilhelminasluis. De opening is op 24 oktober van dat jaar. Voorzitter P. Kluijver zegt: “ Dien dag werd een ideaal bereikt van de Kamer van Koophandel en wij mogen met voldoening op den sluisbouw terugzien, omdat deze sluis nog van veel grooter afmeting is dan die, welke de Kamer had ontworpen. ”

De nieuwe Wilhelminasluis in gebruik
Het eerste water stroomt de nieuwe sluis binnen.
Foto: Uitwaterende Sluizen

De gemeenten betalen per door hen aangewezen lid f 15 per jaar. De geringe inkomsten brengen de Kamer herhaaldelijk in geldelijke problemen. Daar komt pas na de Eerste Wereldoorlog een einde aan. Dan komt er een nieuwe wet op de Kamers van Koophandel en wat misschien nog wel belangrijker is, de Handelsregisterwet komt tot stand. Dat betekent, dat elke onderneming zich moet laten inschrijven. Elke gemeente in Nederland behoort tot een Kamer van Koophandel. Een bedrijf moet voor zijn inschrijving een jaarlijkse bijdrage betalen. Een Kamer gaat uit twee delen bestaan: een afdeling voor het Grootbedrijf en een voor het Midden- en Kleinbedrijf.

Het Noordzeekanaal, eens bejubeld, begint zich in de jaren ‘20 en ‘30 te ontpoppen als een barrière. De files voor de ponten nemen onrustbarende vormen aan. Herhaaldelijk bedenkt men oplossingen. Zo komt men met een gedachte om lijnbussen van de ponten te weren. Passagiers moeten aan de ene kant van het Noordzeekanaal uitstappen, kunnen met de pont overvaren en gaan dan met een andere bus verder. Voordeel is, dat de ponten dan meer andere voertuigen kunnen meenemen bij een overtocht.
Een ander wegprobleem is dat van de tollen. Die zijn uit de tijd, zo vindt men. Midden jaren ‘30 lukt het de ‘gehate’ tol tussen Zaandijk en Wormerveer opgeheven te krijgen.

De financiën worden rond 1935 weer problematisch. Samengaan met Haarlem dreigt, maar dat weet men te voorkomen. Een beetje ‘modder’ wordt daarbij niet versmaad: men betwijfelt of de Zaanse belangen wel in voldoende mate behartigd zullen worden, temeer daar een der ondervoorzitters van de Haarlemse Kamer alleen om negatieve doeleinden zitting heeft genomen in de Kamer. “ Om te controleren of de Kamer geen gekke dingen uit zou halen en omdat de secretaris van die Kamer liever overal elders is dan waar hij behoort te zijn. ”

Tijdens en na de oorlog

De Kamer blijft uiteindelijk zelfstandig, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog verandert dat. De Duitse bezetter stelt een Noordhollandse Kamer van Koophandel in. De kantoren blijven wel bestaan. Zaandam zit dan net in het pand Westzijde 39 te Zaandam. Burgemeester mr. dr. J. in ‘t Veld opent het gebouw op 23 mei 1940. Hij doet dan enkele opmerkelijke uitspraken:

“ De huidige oorlog zal waarschijnlijk voor de Kamers een nieuwe stimulans brengen, waarvan kenmerken zullen zijn sterkere saamhorigheid en meer doelbewuste organisatie. Men kan, wat zich thans over Europa uitbreidt, als een noodlot zien in de zin van iets onafwendbaars. Daartegen kan drieërlei houding worden aangenomen:
  1. Men kan er tegen in opstand komen. Dat is nutteloos, want het is onafwendbaar
  2. Men kan vervallen in doffe berusting. Dat is onverstandig, want dan schakelt men zichzelf uit
  3. Men kan het onvermijdelijke aanvaarden en actief trachten het om te buigen in een richting, die men zelf wenselijk acht. Met aanvaarding van het onvermijdelijke kan men het meest wezenlijke van het eigen volksbestaan redden. Die houding wordt het meeste aanbevolen”

Het werk gaat grotendeels door. Een nieuw initiatief is de oprichting - samen met de Gezondheidscommissie - van de Stichting ter bevordering van de Rattenverdelging in de Zaanstreek.

In 1950 wordt de Kamer weer zelfstandig en kan men zich naar eigen goeddunken bezighouden met de wettelijke taak: de bevordering van de economische belangen van het bedrijfsleven in het district. Een ‘vooroorlogs’ probleem vormen de files bij de ponten. Het zou nog jaren duren voordat de Coentunnel er zou liggen. Na nauwelijks een tiental jaren stonden ook daar weer files en begon de strijd om de ‘Tweede Coentunnel’. Die er nog steeds niet is, alle acties (en files) ten spijt.
Een belangrijke verandering heeft in 1951 betrekking op de samenstelling van de ledenvergadering: voor het eerst mogen ook de werknemersorganisaties éénderde van het aantal leden benoemen. Dat recht hebben ook de organisaties van het grootbedrijf en die van het midden- en kleinbedrijf. Het zou overigens tot 1963 duren voordat een werknemerslid (J.J. Meulenkamp) in het bestuur werd gekozen. In 1968 kwam er een evenredige vertegenwoordiging (elke groepering twee leden) in het bestuur tot stand.

Uitbreiding van taken

Het apparaat van de Kamer groeide in de loop der jaren door uitbreiding van de wettelijke taken. In de jaren ‘80 werd overgegaan tot de bouw van een kantoor aan de Westzijde 318 te Zaandam (hoek Prins Bernhardbrug). De belangenbehartiging bleef overigens een belangrijke taak. Met de plaatselijke overheden werd menig robbertje gevochten, wanneer de Kamer van mening was dat bepaalde maatregelen niet in het belang van het bedrijfsleven waren. Met name na de vorming van Zaanstad, toen daar een programcollege werd gevormd, waren de verhoudingen vaak slecht. Kwesties als erfpacht speelden daarbij een belangrijke rol.
De naam van de Kamer (K.v.K. en F. voor Zaanland) werd in 1988 veranderd in Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zaanstreek. Die aanduiding vond men een betere klank hebben dan het wat ouderwets aandoende ‘Zaanland’.

De laatste jaren verbeterden de contacten met de plaatselijke overheid, al waren verschillen van inzicht niet altijd te vermijden. Overigens begrijpelijk, omdat een Kamer een deelbelang vertegenwoordigt (regionale economische activiteiten) en gemeenten het algemeen belang plegen te behartigen en dus met meer groeperingen rekening te houden hebben.

In de loop der jaren hebben tal van bekende Zaanse families leden aan de Kamer van Koophandel ‘geleverd.’ Na de Tweede Wereldoorlog was ‘de hamer’ achtereenvolgens in handen van J.A.E. Verkade, Alb. Vis, Jac. Verkade, G.W.A. Kaars Sijpesteyn, G.J.D. Franken, prof. dr. L.A. Ankum, J. Simonsz, J.N. van de Stadt, N.J. Visser en als laatste komt J. de Vries als zodanig in de geschiedenisboeken.
Een bekende secretaris was mr. P.H. Wijster (1934-1968), die daarna als opvolgers kreeg G. de Jong, H.C.M. Kapteyn, drs. J. Middelhoven, K.F. Klajé en mr. J.L.Th. Hulsebos. Als adjunct-secretaris was A.H. van der Meer vele jaren aan de instelling verbonden.

De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zaanstreek (omvattende de gemeenten Oostzaan, Wormerland, Uitgeest en Zaanstad) houdt nu dus op te bestaan. Een belangwekkend stuk Zaanse geschiedenis wordt daarmee afgesloten. Het kantoor in Zaandam blijft overigens als onderdeel van de Kamer voor het gebied van Amsterdam-Haarlem-Zaanstreek bestaan.