De introductie van de verbrandingsmotor in de binnenscheepvaart

 

De oorsprong van de verbrandingsmotor

De stoommachine en de verbrandingsmotor hebben dezelfde oorsprong in de experimenten van Huygens en Papin met de buskruitmotor. Vanaf het einde van de achttiende eeuw werd er geëxperimenteerd met gasmotoren. In 1859 lukte het de Fransman Etienne Lenoir om een motor te bouwen die werd aangedreven door lichtgas dat door een elektrische vonk tot ontploffing werd gebracht. Er was een sterke analogie met de stoommachine 1.

Gasmotor

Waarschijnlijk voer er al in 1866 een bootje op de Seine dat werd voortgestuwd door een gasmotor volgens Lenoir. Later experimenteerde hij met ruwe olie of petroleum als brandstof. De Duitser Nikolaus August Otto bouwde ook gasmotoren. In 1864 stichtte hij in Keulen de Motorenfabriek N.A. Otto & Co. In 1869 verhuisde het bedrijf naar Deutz aan de andere kant van de Rijn. In 1872 werd het bedrijf omgedoopt tot Gasmotorenfabriek Deutz A.G. 2

Men experimenteerde met andere verbrandingsstoffen zoals benzine. In 1876 ontwikkelde men in dit bedrijf een zeer bruikbare gasmotor met horizontale cilinder. De motor werkte volgens de Otto cyclus. Hiermee werd de grondslag van de viertaktmotor gelegd. Er zijn er zo'n 50.000 gebouwd. De opkomst van de aardolie industrie in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde tot experimenteren met verschillende aardoliefracties. Aanvankelijk gebruikte men de zwaardere fracties. Deze moesten eerst worden verwarmd om tot ontbranding gebracht te kunnen worden. Dat gebeurde door het samendrukken van deze mengsels van aardoliefracties. In 1886 ontwikkelden Dent & Priestman in Hull een bruikbare ruwe oliemotor op basis van de Otto viertaktcyclus. In 1892 kreeg de Duitser Rudolf Diesel in Engeland een patent voor een verbeterde oliemotor die een zo hoog mogelijk thermodynamisch rendement probeerde te bereiken. Deze dieselmotor heeft een grote vlucht genomen 3.

In 1882 verlieten twee medewerkers van de fabriek van Otto het bedrijf om voor zichzelf te beginnen. De directeur Gottlieb Daimler en de hoofdconstructeur Wilhelm Maybach stichtten een nieuw bedrijf in Stuttgart. Daar ontwikkelden zij in de jaren 1882-1883 de snellopende luchtgekoelde gloeikopmotor met horizontale cilinder. In 1885 bouwde Daimler een benzine motor. Benzine behoorde tot de lichtere aardoliefracties. Hij ontwikkelde hiervoor een carburateur. Karl Benz werkte in die tijd aan een benzinemotor voor voertuigen. Daimler gebruikte een gloeikop om het lucht-benzine mengsel tot ontbranding te brengen maar Benz een accu met een bougie 4.

In 1885 voer Maybach met een motorboot tijdens een roeiregatta in Frankfurt aan de Main. Een jaar later reed het eerste voertuig met zo'n motor en weer een jaar verder, in 1887, kwam het motorschip Neckar op de gelijknamige rivier bij Stuttgart in de vaart. In 1890 voer de eerste motorboot op de Rijn. Het scheepje dat met een benzinemotor was uitgerust heette Pfeil en was in gebruik bij de rivierpolitie. De motorenfabriek Deutz bouwde verticale petroleummotoren. Het vermogen van de motoren was gering. In 1902 waren in het Rijngebied tussen de Main en de Nederlandse grens 58 motorboten. Slechts 15 hadden een vermogen boven 7 PK 5.

De verbrandingsmotor in de Nederlandse binnenvaart

De ontwikkeling van de verbrandingsmotor vond voornamelijk in Duitsland plaats en later in de USA. Nederlandse werven en motorenfabrieken waren al vroeg betrokken bij de bouw van motorschepen. Daniel Goedkoop van de werf 't Kromhout in Amsterdam bouwde in 1893 het eerste motorscheepje voor de missie in West-Indie. In 1898 bouwde hij vier motorboten. Een ervan was voor Wessanen & Laan in Wormerveer. Dit schip was uitgerust met een petroleummotor. De motoren die 't Kromhout inbouwde kwamen van de gasmotorenfabriek Deutz te Keulen of van de machinefabriek Drakenburg van D.W. van Rennes te Utrecht 6.

De eerste gasmotoren voor gebruik in fabrieken en werkplaatsen waren in Nederland al in 1872 in gebruik. In 1895 was 13,5% van de gasmotoren in Nederland van Nederlands fabrikaat. Vanaf 1883 bouwde de firma D.W.van Rennes te Utrecht gasmotoren. Er kwamen ook gasgeneratoren en gasmotoren die werden ingericht voor het aanzuigen van gas. Vanaf 1902 vonden zuiggasmotoren toepassing in de scheepvaart. In 1890 construeerde D.W.van Rennes op verzoek van beurtvaartschippers een scheepsmotor die werkte op de zwaardere oliefracties; een petroleummotor. Deze motoren werden ook gebruikt in de landbouw. In 1910 waren er in Nederland 12 producenten van ruwe oliemotoren. In 1904 waren er in totaal 3300 verbrandingsmotoren in Nederland. In 1906 waren er 800 motorvrachtschepen op de binnenwateren. Naast de grote machinefabrieken begonnen ook allerlei dorpssmeden zich toe te leggen op de bouw van verbrandingsmotoren 7.

In 1900 kreeg de werf 't Kromhout de opdracht een stoommachine in te bouwen in het stoomvrachtschip voor Bato van meel-, olie- en rijstfabriek Wessanen & Laan in Wormerveer. Jan Goedkoop besloot de compound stoommachine zelf te bouwen. Hier lag het begin van de Kromhout machinefabriek. In 1901 besloot Jan Goedkoop op de werf een eigen motor te bouwen. Men begon met het nabouwen van een Amerikaanse tweetaktbenzinemotor 8.

Nederland en België namen het voortouw in de ontwikkeling van binnenvaartvrachtschepen die werden aangedreven door motoren. Deutz leverde tussen 1901 en 1904 zo'n 150 motoren voor de Nederlandse binnenvaart en visserij. De eerste Nederlandse en Belgische motorschepen op de Rijn in 1902 waren het m.s. Bierverzending I uit Antwerpen en het m.s. 'De Tijd zal het Leren' uit Sliedrecht 9.

In 1910 werd in Amsterdam op de werf van de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij het eerste zeegaande motortankschip ter wereld gebouwd; de 'Vulcanus'. Ook het drieschroefs vierdeks motorschip 'Alkmaar' dat in 1913 op dezelfde werf voor de Alkmaar Pakket werd gebouwd trok de aandacht in het buitenland. Wegens de geringe diepgang van de Zaan had men voor een motor als voortstuwing gekozen. Een motor was lichter dan een stoommachine en men hoefde geen kolen mee te nemen. De diepgang van het schip was slechts 1,5 meter. Elke schroef werd aangedreven door een ruwe olie Kromhoutmotor van 90 PK 10.

  Alkmaar Packet  
 

De Gortershoek – Koog – Zaandijk, Alkmaar Packet.
De Alkmaar Packet was in 1864 opgezet door Cornelis Bosman. Zijn boten voeren langs Alkmaar, Akersloot, Markenbinnen, Oostknollendam, Wormerveer, Koog aan de Zaan, Zaandam en verder naar Amsterdam of Haarlem. De Alkmaar Packet was een drukbezocht vervoermiddel, sommige mensen zagen het als een uitje om drie uur te vertoeven op de boot, anderen gebruikten het als vervoermiddel om boodschappen te doen, men ging met de Packet een keer per jaar kleren kopen in Amsterdam, het was zo druk dat er uitgebreid moest worden. Al snel had Bosman tien tot twintig boten in de vaart. De eerste afvaart was op 1 juli 1864, men betaalde vijftig cent voor de tweede klasse. De boten waren in die tijd aangepast aan de afmetingen van de schutsluis in Zaandam. De schepen moesten daar doorheen en mochten dus niet groter zijn dan 28 meter lang en 5 meter breed. Veertig jaar later, op 24 oktober 1904 werd de Wilhelminasluis geopend door Koningin Wilhelmina. De Wilhelminasluis was groter waardoor er ook stoomschepen van gebruik konden maken. De laatste vaart was in 1950. Vroeger was er een strandje bij de Zaanbrug, als er een schip voorbij kwam, probeerde de jeugd, zo ver mogelijk het water in te rennen zonder nat te worden. De boot ging heel snel. Er werden vaste routes gevaren over het Noordhollandskanaal en de Zaan. Ook waren er veel steigers in de Zaanstreek waar de Alkmaar Packet aan kon leggen. In Wormerveer in de buurt van 'de Jonge Prins' en de 'Dubbelebuurt', in Koog aan de Zaan ook bij de 'Dubbelebuurt'. Van de steigers is niets meer over.

Bron: Gemeente Archief Zaanstad

 
De verbrandingsmotor in de Zaanse binnenvaart

Verschillende Zaanse beurtdiensten lieten motorschepen bouwen. Daaronder de firma De Ronde die sinds de negentiende eeuw het in 1634 opgerichte beurtveer van Zaandam op Amsterdam exploiteerde. Men voer vanaf 1813 met de 18 tons damschuit 'De Twee Gebroeders' in de beurtvaart tussen Amsterdam en Zaandam. In Amsterdam meerde men oorspronkelijk aan de Martelaarsgracht. In 1909 gaf Willem de Ronde opdracht aan de Zaanlandse Scheepsbouw Maatschappij om motorboot te bouwen. De kosten bedroegen 5800 gulden. De motor kwam van de smid C.Honig uit Zaandijk. De 'Martelaar I' werd gebouwd op de werf Czaar Peter op 't Kalf in Zaandam 11.

In 1911 bracht de vennootschap P.& K. Bets de motordekschuit 'De Onderneming' in de vaart. Het scheepje mat 28 ton en had een 20 PK Honig motor. Het bedrijf had toen 1 houten tjalk, 2 ijzeren tjalken, 3 houten dekschuiten, 2 ijzeren dekschuiten en een motordekschuit. In 1913 kwam daarbij de motordekschuit 'De Trouw' van 43 ton met een 20 PK Rennes motor. In 1921 werd de motordekschuit 'Het Vertrouwen' aangekocht van 57 ton draagvermogen met een 16 PK Kromhout motor 12.

  Van Calcar en Jongh  
 

Achterzijde percelen Raadhuisstraat gezien vanaf de Noorderbrug, met de binnenvaartschepen "Twee Gebroeders", 'Maria Cornelia' en 'Twee Gezusters' van de Verenigde Zaansche Motordienst 'Van Calcar en Jongh', deze voerde dagelijkse diensten uit tussen de Zaanstreek en Amsterdam.
Bron: Gemeente Archief Zaanstad

 

De Zaandijkse smid Cornelis Honig Cz.(1867-1931) bouwde in de firma Sociëteit der IJzersmederij een aantal petroleummotoren. De smederij A.H. Oostmeijer in Zaandam was hem hierbij waarschijnlijk al voorgegaan. Een demonstratiemodel van Honig stond op de tentoonstelling van de Zaanse Landbouw en Nijverheid in 1896. Hij bouwde in eerste instantie voor de nijverheid. Vanaf 1904 ontwikkeld hij een petroleummotor voor schepen. In 1905 werd een motor geleverd aan de schoefbootdienst Westzaan voor de 'Burgemeester Ferf II' en aan schipper Bets te Zaandijk. Hij bouwde hoofdzakelijk voor de lokale Zaanse markt. Een van zijn laatste motoren was in 1923 voor het m.s. 'Linum', een tankscheepje van de N.V. Oliefabrieken T.Duyvis Jz in Koog aan de Zaan 13.

In 1921 kocht Cor Kramer enige oude molenpakhuizen op het schiereiland de Hemmes in de Zaan om er een motorenherstelplaats te vestigen.Hij had zijn ervaring opgedaan bij de motorenfabriek 'De Industrie' van de firma Boot te Leiden. In zeilende binnenvaartschepen bouwde hij gangbare motoren in van Rennes, Kromhout of Boot. Hij bouwde een verbeterde Kromhoutmotor die als Kramermotor werd verkocht 14.

Er ontstond een hele technische infrastructuur met kleine werven zoals de werf Vooruit, de werf Verhoeven & Vis, de werf Brouwer, de werf Seijmonsbergen en de werf Beudeker die afhankelijk waren van de gemotoriseerde binnenvaart. Een deel van deze kleine werven kwam voort uit de houten scheepsbouw.

  Scheepswerf Kramer  
 

Scheepswerf Kramer op het schiereiland 'De Hemmes', datering: eind 2009.

 
Noten:
1 T.K.Derry, Trevor I. Williams, 'Triomftocht der techniek. Van de oudste tijden tot het jaar 1900'. ( Amsterdam, 1963) 549-557
2 Heinz Weber, 'Die Anfänge der Motorschiffahrt im Rheingebiet' (Duisburg-Ruhrort, 1978) 3-6
3 T.K.Derry, Trevor I. Williams, 'Triomftocht der techniek. Van de oudste tijden tot het jaar 1900'. ( Amsterdam, 1963) 549-557
4 T.K.Derry, Trevor I. Williams, 'Triomftocht der techniek. Van de oudste tijden tot het jaar 1900'. ( Amsterdam, 1963) 549-557
5 Heinz Weber, 'Die Anfänge der Motorschiffahrt im Rheingebiet' (Duisburg-Ruhrort, 1978) 3-6
6 J.C.Westermann, 'Kagen, clippers, werven en motoren. Geschiedenis van en geslacht van schippers, reeders, scheepsbouwmeesters en motorenfabrikanten te Amsterdam' (Amsterdam, 1942 ) 220 - 223
7 W.H.P.M van Hooff, 'In het rijk van Vulcanus. De Nederlandse machine nijverheid 1825-1914'. (Amsterdam, 1990) 200-205
8 J.C.Westermann, 'Kagen, clippers, werven en motoren. Geschiedenis van en geslacht van schippers, reeders, scheepsbouwmeesters en motorenfabrikanten te Amsterdam' (Amsterdam, 1942 ) 220 - 223
9 Heinz Weber, 'Die Anfänge der Motorschiffahrt im Rheingebiet' (Duisburg-Ruhrort, 1978) 18
10 Heinz Weber, 'Die Anfänge der Motorschiffahrt im Rheingebiet' (Duisburg-Ruhrort, 1978) 14-15
11 Alice van Diepen, 'Martelaar tussen Zaandam en Amsterdam' in 'Met Stoom' Vol. 23 (Zaandam, 1996) 13-15
12 H. IJskes Gzn. 'De geschiedenis van de Fa. P.& K. Bets, schippersbedrijf te Zaandam'. In 'Nieuwsbrief Vereniging tot behoud van Monumenten van bedrijf en techniek Zaanstreek'. Afleveringen mei 1986 pag. 12-14 en oktober 1985 pag. 15-16
13 G. van Hooff, 'Cornelis Honig (1867 - 1931): fabrikant van petroleummotoren' in 'Met Stoom' no. 18 (Zaandam, 1994 ) 16-18
14 Jan Aafjes, 'De Kramer-motor' in 'Met Stoom' No 36 (Zaandam, 2000) 22-24
Samenstelling: Jur Kingma - juni 2010
Beeldmateriaal:
  • Deutsches museum
  • Gemeente Archief Zaanstad
  • Archief Cees Kingma
Valid HTML 4.01 Transitional