MBTZ Logo

De restauratie van Mercurius

Met Stoom Nr. 31 - September 1998

Ook aan de restauratie van het gebouw Mercurius, vroeger ook wel bekend onder de naam Lucullus wordt in dit speciale restauratienummer van Met Stoom – nogmaals – aandacht besteed. We namen een hoofdstuk over uit het interessante boek dat met veel beeldmateriaal de geschiedenis van het pand en de hele restauratie tot provinciaal archeologisch depot beschrijft. De foto's zijn van Henk van 't Loo.
Jan Boot, architect

Voorbereiding

De provincie had op 25 april 1995 besloten tot herbestemming met daaraan gekoppeld een taakstellend budget van 7,3 miljoen gulden. Daaruit moesten de aankoop van Mercurius en de omliggende grond, de bodemsanering, de restauratie en de inrichting worden betaald. Omdat het om een eenmalig krediet ging, reikte het gedetailleerde voorstel verder dan alleen maar een haalbaarheidsonderzoek. Het bevatte niet alleen een financiële risicoanalyse maar was de uitwerking van een uitgebreid programma van eisen. Het definitief ontwerp hoefde daarom geen grote wijzigingen meer te ondergaan.

Er werd een projectteam van interne medewerkers en externe adviseurs ingesteld dat de voorbereiding en uitvoering van het werk zou begeleiden. Het bureau Monumentenzorg & Archeologie trad namens de opdrachtgever op als projectcoördinator. Dit bureau vervulde een drievoudige rol: het vertegenwoordigde de eigenaar, het begeleidde de restauratie inhoudelijk en zou na gereedkomen de gebruiker van Mercurius worden. In de voorbereidingsfase werkte het team aan de concrete vertaling van de uitgangspunten en het programma van eisen in systemen de detailoplossingen. Er werden gesprekken gevoerd met een reeks deskundigen uit diverse disciplines.

  De Mercurius na de restauratie  
  Na de ingrijpende restauratie hergebruik als archeologisch depot van de provincie.
Foto: Henk van 't Loo
 

Op 20 maart 1996 was het plan besteksgereed, terwijl op 1 februari reeds de uitnodiging tot inschrijving in het bouwdagblad Cobouw was gepubliceerd.
Hiervoor formuleerde het projectteam een vorm van getrapte inschrijving voor zowel het bouwkundig bestek als het bestek voor het werktuigkundig, elektrotechnisch en transporttechnische gedeelte. Er werd openbaar aanbesteed, met zogenaamde voorselectie.
Naast een aantal bedrijfsmatige criteria was het van belang dat de aannemers restauratie-ervaning hadden, bij voorkeur met werken van vergelijkbare aard en omvang. Uit de inschrijvers werden tweemaal tien aannemers voor een tweede ronde uitgenodigd. Vijf hiervan kregen vervolgens een uitnodiging voor de aanbesteding.

Op 14 mei vond de aanbesteding plaats. Als laagste inschrijvers kwamen bouwbedrijf Jurriëns uit Utrecht voor het bouwkundige deel en Unica Installatietechniek uit Amsterdam voor het installatietechnische deel naar voren. Na de gunning van 12 juni werd op 1 juli 1996 gestart, met de bouw, waarvoor een looptijd van 200 werkdagen was vastgesteld. Tijdens de Open Monumentendag op 14 oktober werd de restauratie feestelijk ingeluid. Op die dag hadden de groen afgeschermde steigers Mercurius al aan het zicht onttrokken.

De aangetroffen situatie

De toestand van Mercurius bevatte een paradox: aan de ene kant ging het om een uiterst helder gebouw met een regelmatige structuur, maar aan de andere kant bevatte de constructie nogal wat onzekerheden.
De archieven van Van Nelle-Lassie bevatten de complete set bouwtekeningen, van de paalfunderingen tot en met de smeedijzeren korven van de vlaggenmast op ware grootte, een uitzonderlijk gegeven. Maar het beton bevond zich achter een afwerklaag en kon ondanks de steekproeven nog allerhande problemen aan het licht brengen. Het beton vroeg om een specifieke restauratiemethode, vanwege de slechte staat van de buitengevels en hun bepalende geleding. De ramen, ijzer met enkele beglazing, verdroegen zich niet zonder meer met de nieuwe bestemming als hoogwaardig geconditioneerd depot. De architect documenteerde de bestaande situatie. Het regelmatige stramien werd per onderdeel bekeken op afwijkingen in de maatvoering, aangevuld met een opname van de bouwsporen, de afwerking van de buitengevels en het interieur, de tussenwanden, de gaten in de vloeren en gevels en de restanten van installaties. Dit diende de latere bouw en legde tevens de historische sporen van bouw, aanpassing en gebruik vast, die met de restauratie onvermijdelijk grotendeels zouden verdwijnen.

Met name in de laatste decennia was het oorspronkelijke uiterlijk van Mercurius aangetast. Wijzigend gebruik, provisorische aanpassingen en onbruik hadden hier alle een aandeel in. Op twee na waren alle balkons van de gevel afgekapt en de deuropeningen waren in verschillend fasen ofwel dichtgemetseld of wel vervangen door ramen. Een van de beide balkons had een gemetselde opbouw gekregen voor het kadeopzicht tijdens het laden en lossen. Het oorspronkelijke betonnen tussenlid tussen Mercurius en pakhuis Koningsbergen met de hoofdingang was kort voor de verkoop gesloopt. Al eerder verdween de loopbrug die deze twee gebouwen op de derde verdieping onderling verbond. Daarmee was de navelstreng tussen het werk van vader Dirk en zoon Mart Stam, Koningsbergen en Mercurius definitief doorgesneden. Het op deze plek vrijgekomen geveldeel toonde een verminkt beeld, met weggebroken kolommen.

De desolate aanblik van Mercurius voor de restauratie
De desolate aanblik van Mercurius voor de restauratie.
Foto: Henk van 't Loo
Mercurius (Lucullus) leek hier nog rijp voor de sloop
Mercurius (Lucullus) leek hier nog rijp voor de sloop.
Foto: Henk van 't Loo
Advertentie uit 1929
Een advertentie uit 1929 van de fabrieken met de Zaanbrug.
(Archief Sara Lee/Van Nelle)

Het interieur was volledig onttakeld. Van de installaties resteerden alleen diverse leidingenstelsels langs de tussenwanden en de plafonds en een elektrische transportband over vier verdiepingen. Tot de oorspronkelijke afwerking behoorden de wit gestucte binnengevels en de met cement afgestreken betonvloeren. Tegelwanden van vierkante lichtgroene of vaalgele tegels met een zwarte beneden­strook bevonden zich op de begane grond ter plaatse van de portiersloge, de tegenover gelegen voormalige verbandkamer en tegen de lange noordoostgevel op de eerste verdieping, op de plaats van het voormalige schaftlokaal en de kleedkamers.

De dunne tussenwanden in het gebouw dateerden voornamelijk van na de Tweede Wereldoorlog, met uitzondering van de steensmuur tussen de tweede en de derde travee op het oosten die oorspronkelijk de rijstpellerij van de overige functies scheidde.

De indeling van de tweede verdieping kwam overeen met de opzet van het bedrijfslaboratorium dat hier tussen 1946 en 1954 had gezeten. Opvallend was de grote variëteit van ramen in het gebouw. Naast verschillen in afmeting en vorm, bezat Mercurius vaste ramen (voornamelijk in de Zaangevel), diverse vormen van draairamen (beide lange gevels) en valramen (lange noordoostgevel op de verdiepingen). Een aantal ramen had weliswaar dezelfde karakteristieken als de oorspronkelijke, maar betrof een latere toevoeging of vervanging in staal. Er bevonden zich twee trappen: de ontworpen betonnen steektrap bij de hoofdingang en de wenteltrap van de rijstfabriek in de zuidelijke hoek van het gebouw. Buiten het gebouw was aan de achtergevel de betonnen funderingsplaat voor de brandtrap nog aanwezig en kon de contour van gebouw Benguela aan de Zaankade worden getraceerd. Bovenin de Zaangevel bestond het gebroken naambord van Lucullus nog maar uit drie en een halve letter.

Bouwsporen leveren historisch interessante gegevens op. Ze vergroten de kennis van een gebouw en in groter verband van de bouw- en gebruikswijze in bepaalde perioden. Dat is de passieve functie ervan. Bij restauratie krijgen bouwsporen juist een actieve functie, waarbij drie stappen te onderscheiden zijn. Allereerst is er het aflezen, documenteren en interpreteren. De aangetroffen afwerkingen en juist de regelmatigheden zijn dan van belang. Bij Mercurius ging het om de binnenafwerkingen en de verschillen in maatvoering. Vervolgens is er de vraag wat er als spoor gehandhaafd kan blijven, zonder er iets mee te doen. De binnenwanden van Mercurius bijvoorbeeld zouden een isolatiewand krijgen, maar daarachter bleven de wandtegels gespaard. Tenslotte kunnen bepaalde sporen leiden tot de beslissing om verdwenen onderdelen terug te brengen. Mercurius kreeg de raamindeling terug en de balkons en de deuren werden naar de restanten gereconstrueerd.

Uitgangspunten

In de beschermingsprocedure waren de monumentale waarden telkens opnieuw gewogen en gedurende de rit overeind gebleven. Toen de restauratieplannen vorm kregen, werd het noodzakelijk de cultuurhistorische waarden exact af te bakenen. Stuk voor stuk dienden de onderdelen van het gebouw bekeken te worden op de eigen waarde en de betekenis van het onderdeel voor het geheel. Deze waardestelling maakte het mogelijk de ingrepen te beoordelen die het nieuwe gebruik vereiste.

Twee zaken stonden beleidsmatig vast. Mercurius kon alleen behouden worden indien er een nieuw gebruik aan werd gegeven. Deze mocht de bedrijfsvoering van de rijstfabriek niet belemmeren. De herbestemming tot archeologisch depot, de enig overgebleven haalbare optie, gold dus als een gegeven, ongeacht de technische consequenties die de functie met zich meebracht. Als overheidsgebouw kon Mercurius een semi-openbare rol vervullen.

De restauratie zou moeten voldoen aan de standaards die de provincie aan monumentenzorg stelde. Daarnaast werden de volgende uitgangspunten gehanteerd. Voorop stonden het behoud van de bestaande vorm, van de constructie van zoveel mogelijk bestaand materiaal. Het ontwerp kon zich conformeren aan de resultaten van onderzoek naar de betonconstructie en de technische consequenties van de nieuwe functie. Essentieel was de monumentale waarde. Het programma van eisen volgde twee sporen. Enerzijds richtte het zich op wat nodig zou zijn voor het archeologisch centrum en anderzijds onderzocht het wat de authentieke structuur van het pand zou kunnen vragen van een nieuwe bestemming.

De algemene uitgangspunten voor de restauratie leverden de volgende specifieke randvoorwaarden op:

Dat de randvoorwaarden enkele belangrijke consequenties met zich meebrachten was duidelijk. Door uit te gaan van de oudste situatie, zouden de latere perioden verloren gaan. Dit betekende het afpellen van de historischejaarringen die het gebruik in Mercurius had achtergelaten. De latere toevoegingen betroffen echter vooral verminkingen aan het gebouw (dichtzetten, slopen, verwijderen) en materiaal­technisch schadelijke ingrepen (spuitlaag tegen de gevels). Ze kwamen voort uit provisorische aanpassing aan nieuw gebruik en hadden niets wezenlijks toegevoegd aan het karakter van het gebouw. Behoud van de bouwsporen werd in dit geval secundair geacht ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp.

Wat het beton betreft werd een duidelijke keuze gemaakt voor conserveren van het materiaal in plaats van vervangen door geheel nieuwe elementen, een oplossing die gezien de bouwkundige staat van de gevels niet ondenkbaar was. Zowel de gevels als de ramen en deuren als de afwerkingen binnen Mercurius dienden geheel aangepakt. Dit betekende dat de historische verwering van het gebouw, het patina, verloren zou gaan. Na restauratie zou Mercurius erbij staan als was het net gebouwd. Gedacht vanuit het monument waren de ingrepen aanvaardbaar, omdat een groot deel van het aanwezige oorspronkelijke materiaal toch geconserveerd zou kunnen worden, omdat het resultaat het originele gebouw getrouw zou volgen en omdat de maatregelen technisch noodzakelijk waren.

Uit het boek 'Mercurius hersteld'
Geschiedenis, restauratie en hergebruik van een provinciaal monument
143 bladzijden, ISBN 90 57 69 002 0

  De hele gevelwand is in de oude luister hersteld  
  Zomer 1998: De hele gevelwand is in de oude luister hersteld
Foto: Henk van 't Loo