MBTZ Logo

Met Stoom - Nummer 17 - juni 1994

Houtloodsen

De houtzagerij en de houthandel in de Zaanstreek begonnen omstreeks 1600. De toenemende bevolking, de scheepsbouw, de bouw van boerderijen in de Noord-Hollandse droogmakerijen en de bouw van steeds meer (industrie) molens en pakhuizen, waren de oorzaken van het grote houtverbruik. Wanneer één of meer daarvan het lieten afweten - zoals het verdwijnen van de scheepsbouw - was er ook een terugval in de houtbranche merkbaar. Veranderingen in de aantallen zaagmolens - er waren ± 160 houtzaagmolens in Westzaandam, waar de houthandel zich vooral concentreerde, in 1730 - was ook de in de tweede helft van de l8de eeuw groeiende invoer van gezaagd hout uit het buitenland. Veel moleneigenaren/houtkopers fuseerden in de loop der tijd. Dit gebeurde vooral in de (tweede helft van de) negentiende eeuw en hield mede verband met de komst van de stoommachine.
Door: S.de Jong

De concentratie van de houtzagerij in Westzaandam hield verband met de ligging dichtbij het open water. Speciaal hiervoor werden in de 17de eeuw de Nieuwe Vaart en het Wester Kattegat, de Nieuwe Haven aangelegd.

Op oude afbeeldingen zien we ook in de Westzijde houtloodsen langs de Zaan en op een bekende tekening in kleur door G. Lamberts uit 1817 van de Westzijde op de plaats van Wastora (Zaanlandia Illustrata nr. 139). Deze laatste toont een (gedeelte van een) houtloods met een zolder of hemel. Zie ook de omslag van het boek ‘Gebouwd in de Zaanstreek’.

De Westzijde, tekening G. Lamberts
De Westzijde van Zaandam - Tekening door G. Lamberts uit 1817
Zaanlandia Illustrata nr. 139

Toen het Noordzeekanaal werd gegraven en ‘het Eiland’ in de Zaan ontstond (1884) en eerder al bij de aanleg van de spoorlijn (1869) bleef deze concentratie in Zaandam gehandhaafd. Zij breidde zelfs uit doordat de Fa. William Pont haar houthandel naar het eiland overbracht. In 1911 kwam er nogmaals een nieuwe zeehaven bij die echter door het wegvallen van te zagen stammen na WO.I nooit helemaal tot zijn recht kwam. Wel vestigde zich daaraan een nieuwe tak van de houtindustrie: de directe houtverwerking (Bruynzeel 1921).

Het gebruik en de bouw van houtloodsen

Het opslaan van het gezaagde hout in loodsen was oorspronkelijk een onderdeel van het produktieproces. Nadat de gekapte stammen (balken) voldoende en gedurende een flinke periode in het water hadden gelegen, werden deze in de molens nat gezaagd. Het verblijf in het water - o.a. door het vervoer in vlotten over de rivieren en het ‘wachten’ in de balkenhavens - was nodig om de groeisappen uit de vezels te spoelen en deze zoveel mogelijk door water te vervangen.
Dit maakte het hout duurzamer, d.w.z. minder kwetsbaar voor houtrot en minder aantrekkelijk voor houtvreters. Na het zagen tot platen en delen werd het hout in de houtloodsen gelegd om te drogen. Het drogen, tot winddroog, moest geleidelijk gebeuren. Tussen de delen werden latjes gelegd. Grotere maten hadden langere tijd nodig om de goede droogtegraad te bereiken. Vaak zien we dat in onvoldoende gedroogde balken lengte- of hartscheuren ontstaan, nadat ze tot gebinten of anderzijds zijn verwerkt. Het geleidelijke droogproces bevorderde het verhouten - het tot hout worden - van de celwanden, waardoor sterker hout ontstond dat minder werkte (uitzetten en krimpen).

Doorsnede van een houtloods
Doorsnede van een houtloods van Dekkers Houthandel in het Westzijderveld achter het station
Opmeting architect Aanstoot ±1970

De nabij de molens staande houtloodsen werden daartoe op een bepaalde manier gebouwd. De wind moest er overal vrij spel hebben. Soms werd het hout op rondhout op de grond gelegd. Maar meestal stapelde men geheel vrij boven het maaiveld op brede op de poeren gelegde onderslagbalken. Deze kwamen voor in dwarse richting onder de gebintstijlen (de houtstapeling was dan in de lengterichting). Meestal echter waren deze ondersteuningen in de lengterichting gelegd (dwars stapelen).

De loodsen hadden grote overstekken. In de eerste plaats waren deze gemaakt om te voorkomen, dat het gezaagde hout teveel met het directe zonlicht in aanraking kwam. Daarom is bij sommige loodsen het overstek aan de zonkant vaak groter dan aan de niet-zonkant. Teveel felle zon kon het hout doen scheuren of krom trekken, doordat het plaatselijk te snel droogde. Ook dienden de overstekken om bescherming te bieden tegen de regen. Zoals in de Zaanse bouw gebruikelijk, werden deze loodsen opgebouwd met gebinten (de afstand ertussen varieerde evenals de breedte) op gemetselde poeren en met langsverbanden in de onbeschoten kap. Vrijwel alle houtloodsen hadden een tot de nok doorlopende tussenstijl. Voor de bouw gebruikte men niet altijd gezaagd hout of bekantrechte balken. Soms was een houtloods opgebouwd uit gesloopte gebinten van een ouder gebouw. De dakhelling was in veel gevallen eigenlijk te gering voor dakpannen. Maar enige lekkage daardoor deerde het hout weinig. De oudste loodsen hadden in de meeste gevallen goten. De looppaden naar en langs de houtloodsen waren veelal bestrooid met witte schelpen.

Het uiterlijk

Soms werden houtloodsen voorzien van een lattenwand langs een lange zijde (regenkant). Deze wanden waren wegneembaar of draaibaar als deuren. De kopgevels werden gedicht, hetzij met delen hetzij met verticale latten met (lucht) openingen er tussen. Hoe de vorm van de oudste kopgevels eruit zag, weten we niet precies. Vermoedelijk waren ze rechthoekig afgewerkt en volgden de dakhelling. Waarschijnlijk is men - uit praktische overwegingen vanwege doorloop onder het overstek - er toe overgegaan hieraan een holle vorm te geven. Samen met de in de tweede helft van de 18de eeuw toegepaste in­ en uitzwenkende topgevel (brede klokvorm) ontstond zo het typische beeld van de Zaanse houtloodsen. In sommige gevallen, vooral bij de (ver) in het veld staande houtloodsen van (paltrok)molens, werd tegen een kopeind in een loods een (schaft)keet gebouwd.

De Groene Jager Houthandel van Wessem
Houtzaagmolen ‘De Groene Jager’ in 1868 gesloopt voor de aanleg van de spoorlijn Zaandam - Uitgeest Houthandel van Wessem ‘achter het spoor’ omstreeks 1915

De latere houtloodsen

Het uit andere landen ingevoerde, reeds gezaagde hout vereiste een andere opslag. Naast de mogelijkheid te sorteren op soort en maat, was de ligging nabij de haven ook hier van belang. In eerste instantie, in de 19de eeuw, ging het vervoer nog steeds over water. We zien dan ook vaak tussen twee houtloodsen een overkapte insteekhaven. Bovendien vereiste de opslag van dit handelshout ook veel grotere loodsoppervlakken. We herinneren ons nog goed de kortgeleden verdwenen grote houtloodsen van William Pont, sinds 1884 op het Eiland in Zaandam gevestigd. Deze loodsen hadden aan de kopeinden dezelfde vorm (zie: ‘de Zaansche Handel en Nijverheid’, uitgave 1983).

Klik op de miniatuur als u de foto wilt vergroten, klik op de knop "Vorige" in uw webbrowser als u wilt terugkeren naar deze pagina.
Houtloods
Doorsnede en gevel van een houtloods van de fa. Blees, nabij de splitsing van de spoorlijn naar Purmerend
Opmeting NOM 1943
Houtloods
Houtzaagmolens tussen de Westzanerdijk - Hogendijk en de Stationsstraat tijdens de aanleg van de spoorlijn in 1869
Archief Zaans Schoon
Houtloods
Overzicht van de voormalige N.V.Houthandel v/h P.Rot Cz
Archief Pont Meijer
Houtloods
Oudste houtloods (A)
Archief Pont Meijer foto 1959
Houtloods
Situatietekening (1910) van houthandel v/h D. van Konijnenburg
Houtloods
Kleine houtloods bij de firma Konijnenburg (1910)
Houtloods
Eerste grote houtloods bij de firma Konijnenburg (1910)

De spoorlijn van Amsterdam naar Alkmaar met de ernaast gelegen spoorsloot vormde sinds 1869 een abrupte scheiding tussen Zaandam en de in het Westzijderveld gelegen houtbedrijven. Mede door de komst van de stoommachine, in de tweede helft van de vorige eeuw, ontstond ‘achter het station’ een nog grotere concentratie van stoomhoutzagerijen, later aangevuld met schaverijen. Op andere plaatsen verdwenen deze successievelijk door stadsuitbreidingen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de achter het station gelegen houtbedrijven, maar ook degenen die aan de oostkant van de Zaan al meer dan een eeuw in bedrijf waren, verplaatst naar de nieuwe havens van Zaandam in de Achtersluispolder en naar elders.
Zo zijn er slechts enkele houtzagerijen en houthandelaren nog op hun oorspronkelijke plaats aanwezig.

Het houtbedrijf Pont-Meijer te Westzaan

Van de huidige houthandel Pont-Meijer aan het Zuideinde in Westzaan (sinds 1991) begint de geschiedenis met een door Pieter Rot opgerichte handel in brandhout in 1886. Deze groeide uit naar een handel in timmerhout.
In 1918 werden de opstallen en terreinen overgenomen van de gestaakte houthandel A. de Lange en Zonen. Daarbij was de stoomhoutzagerij ‘de Huismus’, gebouwd op de plaats van de in 1875 verbrande molen met dezelfde naam. De naam werd in 1918 veranderd in ‘de Adelaar’. In 1938 werd begonnen met een schaverij en lijstenfabriek.

Op het terrein zijn nu nog een aantal houtloodsen, daterend van vóór 1906, vóór 1918 en van even na 1918, aanwezig. Er zijn luchtfoto?s van deze loodsen van vóór en van na 1945. Na 1945 werd de naam Rot veranderd in Rote. De grote 100 meter lange en 20 meter brede houtmagazijnen zijn na de Tweede Wereldoorlog erbij gebouwd. De sloten tussen de oude houtloodsen - maar niet de dijksloot - zijn nu gedempt.

De oudste houtloods (nog van A. de Lange) heeft langse onderslagen. De overige houtloodsen zijn gebouwd van baddinghout en hebben geen onderslagen gehad waarop de houtvoorraad werd gelegd. Men kon er onbelemmerd doorheen rijden. Merkwaardig aan de kapconstructie is, dat de over de gordingen aangebrachte vierkante sparren waarop de panlatten zijn bevestigd, niet haaks maar onder een schuine hoek zijn aangebracht. De reden hiervan is vooralsnog niet duidelijk. Deze houtloodsen hebben aan beide zijden een fors overstek. Aan de zuidkant van de verdubbelde loods (C) zijn de wegneembare lattenwanden nog aanwezig.

Houthandel v/h D. van Konijnenburg te Wormerveer

Een ander houtbedrijf, dat al zo?n honderd jaar deels tussen de bebouwing en achter de vroegere dijksloot van de Noorddijk in Wormerveer aan de Zaan ligt, is het complex houtloodsen, een zagerij en het kantoor van de houthandel v/h D. van Konijnenburg. Op deze plaats stond eerder de in 1839 gebouwde en in 1896 gesloopte paltrokmolen ‘de Rozenboom’. Vrij spoedig daarna, in 1908, is deze houthandel gestart met de bouw van een grote en een kleinere houtloods met insteekhavens. Het gezaagde hout werd toen aangevoerd vanuit de haven van Zaandam. Successievelijk werden daarna (1935, 1939 en 1940) meerdere loodsen en overkappingen hieraan toegevoegd. De insteekhavens zijn nu gedempt. Sinds de jaren 1920 en 1930 werd het transport over de weg steeds belangrijker.
De oudste houtloodsen (1910) kregen op de paalfundering betonnen poeren. Daarover werden in de lengterichting ijzeren I-balken gelegd, waarop de houten gebintconstructie staat. Op de ijzeren balken werd tevens de houtvoorraad opgeslagen. Deze loodsen hebben een zolder waarop hout werd opgeslagen. Vanuit de schuiten werd dit via rollen naar boven gestoken. De overstekken van het dak van deze loodsen waren zeer groot, zodat de arbeiders droog konden werken.

De latere houthoodsen en overkappingen van dit bedrijf kregen een min of meer eendere constructie, ook met gemetselde poeren die soms werden gepleisterd. Het bedrijf bezit voorts een kleine zagerij, in de hoop der jaren voorzien van brandpreventieve voorzorgen en een kantoor aan de wegzijde. Van het complex zijn een aantal bouw- en situatietekeningen bewaard gebleven, o.a. de oorspronkelijke situatietekening.

De voormalige houtschuur aan de Oostzijde te Zaandam

Een houtschuur - thans scheepsreparatiebedrijf - Oostzijde 319 te Zaandam is door (de) andere bestemming(en) in de loop der tijd sterk verbouwd. Er zijn echter herkenningspunten met enkele van zulke schuren die voorkomen op de Westzijde rol (± 1760) en de eerder genoemde tekening van G. Lamberts. Die veranderingen vallen te betreuren omdat dit dan waarschijnlijk nog de enig overgebleven houtschuur aan de Zaan zou kunnen zijn. Het oorspronkelijke houtskelet bestaat uit twee gebinten boven elkaar van bekantrechte balken, oorspronkelijk zonder korbelen. Aan de balken van de bovenste gebinten zijn ijzeren haakankers aangebracht die aan de buitenkant tegen het gevelschot zijn bevestigd door middel van ijzeren platen.

Waarschijnlijk lagen er oorspronkelijk geen of slechts gedeeltelijk houten vloeren op de verdieping en de zolder (looppaden). Thans zijn deze geheel bevloerd op een toegevoegde balklaag over de gebintstijlen. De kapconstructie, die geheel vernieuwd is, staat op een ca. 1,5 voet verhoogd wurmt. De afstand tussen de gebinten bedraagt ca. 3 à 3,5 meter. De begane grondvloer geeft de indruk altijd op straathoogte te hebben gelegen.
Een overeenkomstige houtschuur bevindt zich nog aan het Hazepad te Zaandijk (zie: Anno 1961, nr. 99, sept. 1986).

Houtloodsen met vergelijkbare constructies, maar kleiner van afmetingen, bevonden zich op de werven van de diverse aannemersbedrijven. Zij hielden altijd een houtvoorraad aan. Deze loodsen werden ook gebruikt voor het opbergen van het (houten) steigermateriaal.

Houthandelaren

Hieronder volgt een opsomming van de houthandelaren en stoomzagerijen die rond 1900 in de Zaanstreek actief waren.

Zaandam:

Elders in de Zaanstreek:

Literatuur

Uitgebreide informatie met betrekking tot de houthandel, houtzagerij, zaagmolens en firma's is te vinden in de Encyclopedie van de Zaanstreek.

Houtloodsen getekend op de Westzijde-rol
Houtloodsen getekend op de ‘Westzijde-rol’ (±1760) aan de Zaan
Gemeente Archief Zaanstad