In de zomer van 2003 voltooide de woningcorporatie De Woonmij de restauratie van de voormalige cacaotoren en de chocoladefabriek van Pette Cacao in Wormerveer.
Door: Cees Kingma - Februari 2004
Opnieuw bewerkt: Mei 2019
Idealisme en enthousiasme zijn de basis van een succesvol restauratieproject. Daarna komen financiën, techniek en regelgeving. De geslaagde restauratie van de voormalige chocoladefabriek en de cacaotoren op het Boonterrein aan de Marktstraat in Wormerveer is een bewijs van de juistheid deze stellingen.
Het dreigde verkeerd af te lopen met de zwaar verwaarloosde monumentale panden. Regen en wind hadden vrij spel door de raamloze sponningen. En vandalen en kleine kruimeldieven deden de rest. De cacaotoren stond al leeg sinds 1970 en de cacaofabriek had eind jaren tachtig zijn laatste
productiemedewerkers ook zien vertrekken. De gemeente Zaanstad wilde eigelijk wel af van dit bouwval. Sloop van de panden leek de enige optie.
In 1994 behandelde de gemeente Zaanstad een vergunning voor vervangende nieuwbouw van winkels en woningen op het complex. Via een aantal procedures verkreeg de aannemer in 1996 uiteindelijk de sloopvergunning voor de panden op het complex.
Het aantal architectonische hoogtepunten in het industrielandschap "de Zaanstreek" is echter niet zo bijzonder groot. En als het dan ook nog gaat om een experiment van een geheel nieuwe bouwstijl, uitgevoerd door een plaatselijke architect dan is extra waakzaamheid geboden. Onze Vereniging tot Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek in de Zaanstreek (MBTZ) had echter, samen met een Zaanse zuster vereniging, bij Gedupeerde Staten van Noord Holland aangedrongen op de aanwijzing tot monument van de panden. Bij Rijksdienst voor Monumentenzorg was reeds een aanvraag voor een beschermde status ingediend. Vlak nadat de aannemer de sloopvergunning kreeg ontvingen de panden een zogenaamde vóórbescherming. Idealisme had gezegevierd!
In 2001 kregen de panden de officiële status van rijksmonument.
Op het moment dat enthousiasme en een financiële realisatie samenkomen is er hoop voor een dergelijk monument. Gepensioneerd directeur van de "Woningcorporatie De Woonmij Zaanstad" Sijbren de Witte was uiteindelijk de man die de deze combinatie mogelijk maakte. Samen met vele andere onderkende Sijbren de Witte de waarde van deze panden. Hij kende echter ook de behoefte van zijn eigen organisatie. Door diverse fusies en schaalvergroting werd er uitgekeken naar een nieuw centraal kantoor midden in het werkgebied van de corporatie.
Uiteindelijk is de restauratie van de panden onderdeel geworden van een grootschalige inbreiding in de vroegere gemeente Wormerveer. In dit project worden verder woningbouw en een aantal publieke functies, zoals winkels en een openbare bibliotheek gecombineerd. Deze combinatie van woning- en utiliteitsbouw maakte het mogelijk om de beschikbare subsidie stromen op te gang te krijgen en de vereiste procedures binnen een redelijke termijn te doorlopen.
Door de jarenlange samenwerking tussen de woningcorporatie, FKG architecten en bouwbedrijf Kakes kon, op basis van het wederzijds vertrouwen, snel met de uitwerking van de plannen worden begonnen.
Bij het beoordelen van de diverse monumenten kunnen heel religieuze debatten ontstaan over het wel of niet voldoen aan de richtlijnen van de diverse bouwstijlen. In het geval van de Cacaotoren uit 1916 en de Chocoladefabriek uit 1919 is echter geen discussie mogelijk. De Art Déco ornamenten buiten aan het gebouw kunnen nog enig twijfel wekken. Maar een nadere studie van het gebouw maakt duidelijk: dit is een schoolvoorbeeld van "Het Nieuwe Bouwen".
Formeel ontstond deze stijl midden jaren '20 in de vorige eeuw, dus enige jaren na het opleveren van deze panden. Maar de basis kenmerken van het Nieuwe Bouwen: licht, ruimte en functionaliteit, en de gebruikte materialen: gewapend beton, staal en glas zijn zo duidelijk aanwezig dat twijfel niet mogelijk is.
Het toepassen van nieuwe bouwmaterialen zoals glas, ijzer en beton en de nieuwe bouwtechnieken, zoals de paddestoelvloeren moesten zorgen voor een beter werkklimaat. Stalen kozijnen met veel glas, gewapend beton met dunne vloeren, steunend op de ranke paddestoelkolommen zijn de kenmerken van dit ontwerp.
Links een artist's impression van de gerestaureerde paddestoelvloeren door architectenbureau FKG architecten aan de Zaan en rechts een impressie van de ontvangsthal van de Woonmij na de oplevering van het gerestaureerde pand. Let op de speciaal uitgelichte paddestoelkolommen. |
Hoe het ontwerp tot stand is gekomen valt waarschijnlijk niet meer te achterhalen. Of het ontwerp een vrije opdracht is geweest of dat de opdrachtgever een bepaald ontwerp voor ogen had is niet bekend. De keuze van de architect Mart Stam kan een aanwijzing zijn. Het waren tenslotte enerverend jaren voor de architectuur. De neo-stijlen uit de negentiende eeuw waren uit de gratie. Berlage leverde prachtige gebouwen af. De Amsterdamse School was in opkomst en ook Frank Lloyd Wright had z'n tentoonstelling in Europa gehad.
In die tijd was een architectuur stijl niet alleen een gevolg van de technische vooruitgang maar ook van de nieuwe sociale verhoudingen en een veranderende kijk op het verrichten van betaalde arbeid. Voor het ontwerpen van fabrieksgebouwen en opslagruimtes werden steeds vaker erkende architecten uitgenodigd. Niet alleen was dat statusverhogend voor de opdrachtgevers. Een gezonde en prettige werkomgeving behoorde ook steeds meer tot de secundaire arbeidsvoorwaarde bij betaalde arbeid.
Maar het Hollandse poldermodel zal ook toen wel sluimerend aanwezig geweest zijn. Men kan zich afvragen of het echt handig is, die grote ramen met al dat zonlicht (en warmte) in een chocoladefabriek.
De, in baksteen uitgevoerde (Art Déco) ornamenten zijn door de architect aangebracht met een knipoog naar de overal om hen heen ontstane Amsterdamse School ontwerpen en de daarbij voorkomende beeldhouwwerken van o.a. Hildo Krop. Waarschijnlijk heeft de opdrachtgever echter gevraagd om de panden wat frivoler te maken. De arend op het dak van de toren was tenslotte het bedrijfslogo van de firma Pette.
Achteraf kunnen we vaststellen dat de gebruikte technieken nog in de kinderschoenen stond. Het eerste gebouw van deze omvang uitgevoerd in gewapend beton dateert van 1902. Auguste Perret toonde in dat jaar met z'n Huis aan de Rue Franklin in Parijs aan dat gewapend beton in etagebouw kon worden toegepast.
Maar bij de restauratie van de cacaotoren bleek dat de gebruikte bewapening in het beton nog niet optimaal was. Ook was er nog te weinig ervaring met de grootte van gewapend beton gebouwen. Bij de restauratie heeft men o.a. besloten het fabrieksgebouw "door midden te zagen" zodat er minder spanning in de constructie kon ontstaan door de temperatuur wisselingen in de natuur.
Het is niet helemaal duidelijk wanneer het ambachtelijk thuiswerken van Jan Pette overging in het fabrieksmatig produceren van chocolade. Het ene jaar noemt hij zich nog pakhuisknecht terwijl hij zich een jaar later plotseling chocoladefabrikant noemt. Enig opportunisme zal hier wel ten grondslag aan liggen. Tegenwoordig hanteert men 1872 als het jaar waarin de onderneming van start ging.
In 1899 werd de eerste stenen fabriek gebouwd en in 1901 kwam er een stenen suikerwerkfabriek bij. In 1903 werd de cacao- en chocoladefabriek gescheiden en werd het familiebedrijf Pette omgezet in een naamloze vennootschap. Als commissaris traden toen de heer C. Verwer (blikfabrikant) en de heer W. Kaars Sijpesteijn aan.
In 1905 vroegen de beide directeuren Hein en Dirk Pette in een brief aan koningin Wilhelmina om toestemming zich "hofleverancier" te mogen noemen.
In 1907 werd er een grote nieuwe chocoladefabriek gebouwd. Het bedrijf had zich gevestigd aan de Marktstraat in Wormerveer.
Commissaris Verwer heeft zich 1912 teruggetrokken en kwam het bedrijf dus (vermoedelijk) in handen van de families Pette en Kaars Sijpesteijn. In 1915 werd de zoon van commissaris Kaars Sijpesteijn, de heer G.H. Kaars Sijpesteijn mededirecteur. De nieuwe directie gingen voortvarend aan de slag. Ook toen veegde nieuwe bezems goed schoon. In 1916 werd de cacaotoren gebouwd en in 1919 de chocoladefabriek. Ook hier zijn vele vragen nog niet opgelost. Waarom werd er midden in de Eerste Wereldoorlog besloten tot de uitbreiding? De wereldhandel lag praktisch stil en aanvoer van cacaobonen was onmogelijk. Voor de suikerwerkfabriek werd er gebruik gemaakt van binnenlandse grondstoffen. Maar voor cacaobonen waren toch geen alternatieven aanwezig. En niemand wist hoelang die oorlog zou duren.
Waarom werd er gekozen voor een tamelijk onbekende architect met een eigenzinnig ontwerp?
Toegenomen concurrentie en de crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw werden Pette fataal. In 1937 volgde sluiting van het bedrijf. Op het hoogtepunt van de firma werkte er ruim vierhonderd arbeiders in de fabriek. Er werd geëxporteerd naar vele landen over de gehele wereld.
In 1937 nam een ander ex-familiebedrijf het beëindigde bedrijf van Pette over. De familie Boon was reeds lang uit Promena Boon & Comp verdwenen. Door een grote brand in 1933 had deze firma een ernstige ruimte gebrek en omdat ze zich in het hetzelfde assortiment bewogen was de overname een zeer logische stap. De firma Boon was o.a. bekend door de zogenaamde "koetjesrepen".
In de jaren zeventig van de vorige eeuw nam zoetwaren fabrikant Klene-Goedhart het complex over. Tot in de jaren tachtig werd er nog drop en chocola geproduceerd in de fabriek aan de Marktstraat.
Het is nu niet meer mogelijk om te onderzoeken wat nu de ideeën en gevoelens waren van de jonge architect Mart Stam toen hij, op 24-jarige leeftijd z'n opdracht kreeg voor het ontwerpen van een fabriekspand voor de firma Pette. Het waren tenslotte roerige tijden. Zowel op het sociaal-economische vlak als in zijn eigen vakgebied waren uiterste mogelijk. Welke eisen stelde de nieuwe arbeiders aan hun werkomgeving en hoeveel invloed had de wedgever op deze ontwikkelingen? Moest de opdrachtgever daarmee rekening houden of kon de architect gewoon een mooi prestigieus gebouw ontwerpen.
Neo-stijlen waren dan wel uit de mode, maar nieuwe architectuur ontwikkelingen waren zo uiteenlopend, van Jugendstil tot Berlage en de Amsterdamse School, dat de keuze hierin ook niet eenvoudig was. Tenslotte kon ook gewoon een constructeur worden aangezocht die een praktisch en doelmatig gebouw zou ontwerpen.
Mart Stam (1886) was een zoon van de gevestigde aannemers familie Stam. Dirk Stam (de vader van Mart) werkte o.a. in de traditionele houtskeletbouw maar was ook werkzaam in de stenen woningbouw. Dirk was o.a. verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het pakhuis Koningsbergen voor de Gebroeders Laan en als aannemer voor de herbouw van de afgebrande zeepziederij De Adelaar. Dirk Stam maakte ook kennis met het nieuwe bouwmateriaal gewapend beton.
In Duitsland was al veel meer ervaring met beton als bouw materiaal en betonskeletbouw als dragende constructie. Na z'n HBS opleiding vertrok Mart dan ook richting Duitsland waar hij studeerde aan de Hochschule in Frankfurt. Mart liep o.a. stage bij de innovatieve cementgigant Dyckerhoff. Bij terugkomst in Nederland was hij een van de eerste constructeurs die zich met (gewapend) beton bezig hield. De bouwmethode was lang niet onomstreden. Maar het hielp dat uit ervaringen in het oorlogsgeweld uit de Eerste Wereldoorlog bleek dat gewapend beton zich beter hield onder beschietingen dan ongewapend beton.
Of en in welke mate Mart contact had met de kunstenaars en ontwerpers die actief waren in "De Stijl" is niet bekend. Natuurlijk was er literatuur, zoals het tijdschrift "De Stijl" en timmerde Theo van Doesburg en Gerrit Rietveld via een manifest aan de weg. Maar wie deze informatie heeft omgezet in voorwaarde voor een ontwerp voor de nieuwe cacaotoren is niet bekend.
Waarschijnlijk kwamen de revolutionaire ontwerpen van Mart Stam te vroeg. Na zijn bijdrage in 1923 aan het bouwkundige deel in de rijstpellerij Mercurius stopte hij z'n eigen ontwerp bureau en trad hij in dienst van het architectenbureau Cuypers in Amsterdam. Hij heeft geen aansprekende gebouwen meer onder zijn eigen naam opgeleverd.
Er is in Nederland niet veel gebouwd volgens de stijlopvattingen van het Nieuwe Bouwen. In Duitsland werd het Bauwhaus door de Nazi's in de ban gedaan. Er zijn daar echter sprekendere voorbeelden, in sommige gevallen vermengd met andere stijlopvattingen, aanwezig. Toch heeft Jan Goedhart van FKG architecten aan de Zaan zich verdiept in het Nieuwe Bouwen. Hij heeft zijn afstudeerscriptie zelfs gewijd aan een reddingsplan voor het sanatorium Zonnestraal in Hilversum, een fraai voorbeeld van het Nieuwe Bouwen uit 1927 dat is ontworpen door Johannes Duiker.
Goedhart wilde "terugrestaureren". Bij normale restauraties van oudere panden worden vaak de diverse stijlen uit de achterliggende periodes zichtbaar gemaakt. Dit kan de monumentale waarde van dergelijke restauratie projecten gunstig beïnvloeden. Jan Goedhart wilde echter de authentieke situatie herstellen. Als referentie diende o.a. zijn ervaringen met sanatorium Zonnestraal Hilversum, de voormalige Van Nelle-fabriek in Rotterdam en de restauratie van Mercurius in Wormer.
"Toen ik voor het eerst door de panden liep, schrok ik van de bouwkundige staat" zegt projectleider Cees Jongens van Kakes in Geheid Nieuws. De kenmerkende betonwapening stak op diverse plaatsen dwars door het beton, vuistgrote gaten in het dak, reparaties waren zichtbaar uitgevoerd en veel van de karakteristieken ijzeren raamkozijnen waren vervangen door hout. Op de vloer lag een laag puin van gebroken glas en rommel. Oude machines stonden weg te roesten ... En "handige jongens" hadden zich te goed gedaan aan alle koperen leidingen in het gebouw.
"Je moet erin geloven" aldus Jongens. Bouwtechnisch inzicht helpt maar liefde voor industrieel erfgoed is een voorwaarde om een dergelijk project tot een goed einde te brengen. Zoals al eerder opgemerkt, was de kwaliteit van het bouwmateriaal beton nog niet geweldig in 1916 en zelfs nog niet 1919. Ook de productie van beton en het storten was nog erg experimenteel. Tegenwoordig gebruiken we heel ander staal voor de bewapening. Maar samen met een in spuitbeton gespecialiseerd bedrijf werd het gebouw onder handen genomen. Er werd in totaal 600.000 kilo spuitbeton verwerkt.
Een tegenvaller was de staat van de fundering. Het bleek dat de panden stonden op voornamelijk grenen palen. Concrete problemen waren er niet maar het risico van palenpest is ook in de Zaanstreek bekend. Om problemen in de toekomst te vermijden werd besloten om in te grijpen. Er zijn 300 nieuwe palen van 22 meter lengte "trillingsarm" de grond in gepulst. En de funderingsconstructie is vernieuwd.
We weten tegenwoordig veel meer over het verwerken van stalen vensterprofielen dan Mart Stam in zijn tijd kon weten. Op basis van gevonden tekeningen van Stam is bij de Ramen en Deuren Industrie Gorter bv in Wormerveer een bestelling geplaatst voor het ontwerpen en maken van vervangende stalen kozijnen. De ramen zijn uiteindelijk gemaakt door een bedrijf in Hongarije. Stam kende nog niet het gebruik van dubbelglas, en ook het principe van de een zogenaamde "koudebrug" waardoor condensatie bij de ramen ontstaat, was hem niet bekend. Het was allemaal te nieuw in 1916 en 1919. Het materiaal van de stalen vensters was wel tegen roest beschermd maar slechts weinig oorspronkelijke vensters hebben het overleeft. Nieuwe inzichten en technieken moeten de nieuwe Hongaarse vensters een langer leven garanderen.
Vanaf 1995 beschouwde de rijksoverheid volkshuisvesting niet langer als een van haar kerntaken. De nota "Volkshuisvesting in de jaren negentig" heeft tot gevolg dat alle financiële banden tussen de corporaties en de rijksoverheid werden verbroken. Er werd onderhandeld over een bruidsschat en de woningbouw corporaties moesten vanaf nu maar op eigen benen staan. Corporaties werden gewone bedrijven die bedrijfsmatig moeten werken maar nog wel belast zijn met de plicht om sociale woningbouw te realiseren.
Naast een efficiënte bedrijfsvoering betekende dat ook dat er een andere benadering van de markt moest worden uitgewerkt. De financiering van de volkshuisvesting moest op de helling, verkoop van woningen moet de woonlasten in de volkshuisvesting betaalbaar maken. De wooncorporaties moeten zich meer en meer opstellen als projectontwikkelaars.
Vooruitlopend op deze nieuwe ontwikkelingen vond er in de jaren voorafgaande aan deze koerswijziging, al een flinke schaalvergroting plaats. Diverse volkshuisvestigings verenigingen fuseerde. Er zijn nu nog slechts enkele grotere woningbouw corporaties in de Zaanstreek. Een daarvan is de in 2000 ontstane "De Woonmij Zaanstad".
Deze ontwikkelingen hebben het mede mogelijk gemaakt dat de woningbouw corporaties zich hebben kunnen ontwikkelen tot de mecenas van het (industriële) erfgoed in de Zaanstreek.
De Woonmij ontfermde zich over de "Boon" cacaotoren en chocoladefabriek. En de Zaanse woningcorporatie ZVH heeft zich ingezet voor het behoud van Maison d'Essence, het voormalige fabriekspand van Polak & Schwarz in Zaandam.
De subsidies van gemeente Zaanstad en de rijksoverheid hebben het mogelijk gemaakt dat de Woonmij een nieuw hoofdkantoor heeft kunnen bouwen die per vierkante meter niet duurder uitvalt dan eventuele nieuwbouw.
Het voormalige Pette/Boon terrein tussen de Marktstraat en het Krommenieërpad krijgt een multifunctionele bestemming. Er zal een autovrij plein ontstaan met een ondergrondse parkeergarage, woningen, winkels, een openbare bibliotheek en kantoorruimte. Centraal in het plan staan de hierboven beschreven monumenten; de cacaotoren en de chocoladefabriek van Pette. De oude Soldatensloot, de belangrijke aanvoerweg van grondstoffen voor de cacao en chocolade fabrieken, wordt gehandhaafd in het project.
Om het plein komen in totaal zo'n 90 (koop)woningen. De komst van de bibliotheek is een idee van de architect Jan Goedhart. De publiekstrekker moet een dynamisch karakter geven aan het plein.
De naam van het centrale plein, Dick Laanplein, verwijst naar de schrijver van Pinkeltje kinderboeken. Dick Laan, neef van een directeur van Boon, zou enkele van zijn Pinkeltje boeken in een leegstaand kantoor van Boon geschreven hebben.
Deze nieuwe locatie ligt tussen het nieuwe winkelhart van Wormerveer aan het Marktplein en de deels gerenoveerde Zaanweg, de winkelstaat langs de Zaan. "Wormerveer wordt verlost van een rotte kies" aldus Sybren de Witte, de man die z'n schouders eronder zette en kan terugzien op een waardig afscheidsproject.
Zie tevens het artikel De restauratie van Boon Wormerveer
Beeldmateriaal: