| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een historisch overzicht van het nijverheidsonderwijsDe industrialisatie van de Zaanstreek werd, net zo elders in de wereld, gedreven door nieuwe technieken zoals stoom en de daarbij behorende aandrijfmechanisme en door nieuwe materialen zoals bijvoorbeeld ijzer en staal en later gewapend beton. Verbeterde organisatiemethode, logistiek en onderzoek hebben ook bijgedragen aan de intensivering en versnelling van de productie. Deze veranderingen in techniek en het gebruik van nieuwe materialen hadden natuurlijk ook grote gevolgen voor de vakinhoudelijke kant van de arbeid. Nieuwe technieken hebben 'ambachtelijk' geschoolde arbeid gedegradeerd m.b.t. status en inhoud, bepaalde arbeid verdween zelfs na de invoering van de stoommachine. Maar de innovaties vereisten ook nieuwe kennis en vaardigheden. Er ontstonden nieuwe beroepsorganisaties en passend onderwijs werd steeds meer als een noodzaak gezien. Bovendien maakte de miniaturisering van de stoommachine deze bruikbaar voor bijvoorbeeld de voortstuwing van schepen en treinen en als locomobiel in bijvoorbeeld de landbouwsector. De veranderingen bleken bedrijfstakgebonden. Door het ontbreken van officiële opleidingen bestond de opkomende beroepsgroep voornamelijk uit 'self-made' ingenieurs zoals instrumentenmakers. De technologische ontwikkelingen volgde men door publicaties en boeken of via bedrijfsspionage. In 1828 werd in Engeland het 'Institute of Civil Engineers' opgericht, in 1847 in Nederland gevolgd door het 'Koninklijk Instituut van Ingenieurs'. Deze beroepsverenigingen gingen zich inzetten voor zaken als status, salariëring en opleiding. Het ontwerpen en bouwen van deze nieuwe fabrieken was stap 1. Het aan de praat houden van een stoominstallatie met z'n ketels en drijfwerken was stap 2. Machinisten en onderhoudsmonteurs werden onmisbare schakels in de fabrieksgewijze productie. Scholing in het bedrijf werd, naarmate de technieken complexer werden, ontoereikend en inefficiënt geacht. In het midden van de negentiende eeuw gingen in Amsterdam en Utrecht de eerste particuliere technische opleidingen van start. Maar het dagonderwijs met het daarbij behorende theoretische onderwijs was voor de leerlingen in de 'nijvere stand' toen nog een brug te ver. De scholen moesten al snel weer sluiten. De eerste succesvolle technische scholen waren de marine machinistenschool (1859) en de Kweekschool voor Machinisten (1878) in Amsterdam. Het technische onderwijs werd in de negentiende eeuw voornamelijk overgelaten aan het particulier initiatief. In grotere steden waren het vaak werkgevers die zich daar mee bemoeide. Met name aannemers waren aktief betrokken bij avondtekenscholen. Soms werd daarbij samengewerkt met genootschappen als de 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' of de 'Maatschappij voor den Werkende Stand'. Maatschappij voor den Werkende StandIn 1853 werd in Amsterdam op een vergadering van een werkbaas, een timmerman, een metaalgieter en een schilder besloten tot de oprichting van de vereniging 'Maatschappij tot verbetering van den werkende stand'. Op 11 januari 1854 werd die vereniging daadwerkelijk opgericht met als doel “betere regelingen te treffen in het belang van bazen en knechts der onderscheidene vakken”. In 1861 werd de naam veranderd in 'Maatschappij van den Werkende Stand' en in 1868 definitief in 'Maatschappij voor den 'Werkende Stand'. Als een van de eerste afdelingen werd in 1855 een werkverschaffingsproject 'straatreiniging' opgericht. In 1877 nam de gemeente Amsterdam de werkzaamheden over met haar afdeling stadsreiniging. In 1861 werd de afdeling 'Ambachtsscholen' opgericht waarna op 15 januari 1861 de eerste ambachtsschool van Nederland werd geopend op de Weteringschans hoek Vijzelgracht in Amsterdam. De bekende Amsterdamse fotograaf Jacob Olie is als directeur aan deze school verbonden geweest van 1867 tot 1890. De tweede ambachtsschool werd in Amsterdam geopend in 1884. Aan beide scholen werden avondtekenscholen voor werklieden verbonden. In 1862 al volgde het gemeentebestuur van Zaandam het voorbeeld uit Amsterdam. In de 'Wet op het Middelbaar Onderwijs' uit 1863 van minister J.R. Thorbecke was er echter geen plaats ingeruimd voor door de overheid gesubsidieerd vakonderwijs, Thorbecke was van mening dat les in handvaardigheid geen bijdrage kon leveren aan de intellectuele vorming. De Gemeentelijke Ambachtsschool in Zaandam moest na één jaar haar poorten alweer sluiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vakonderwijs in de ZaanstreekAls gevolg van een Koninklijk besluit uit 1817 werd er ook in Zaandam in 1827 een 'Stadstekenschool' gesticht. Gedurende drie avonden per week kregen zes kinderen van minvermogende ouders gratis les. Kinderen van meervermogende ouders betaalde 25 cent per les aan de directeur. In 1849 werd de stadsarchitect van Zaandam, L.J. Immink hoofd van de Stadstekenschool. In Koog aan de Zaan en Wormerveer werd door de 'Vereeniging Volksonderwijs' in de winter avondonderwijs gegeven in bouwkundig tekenen, meetkunde, natuur- en scheikunde. Later werd daar ook les gegeven in timmeren en smeden. In het begin van de twintigste eeuw was er een Gemeentelijke Avondschool voor Nijverheidsonderwijs in Zaandam. Van 1914 tot 1929 was architect S.B. van Sante directeur van deze school. Architect van Sante was werkzaam geweest op verschillende architectenbureaus voordat hij zijn eigen bureau oprichtte. Hij was o.a. de ontwerper van pakhuis 'Nederland' voor rijstpeller C. Kamphuys en het St. Jansziekenhuis in Zaandam. In 1917 maakte hij het ontwerp voor stoommeelfabriek 'De Vrede' in de Achtersluispolder voor C. Kamphuys' fabrieken. Architect S.B. van Sante was de zoon van aannemer Jb. van Sante uit Zaandam. In navolging van het Amsterdamse project van de 'Maatschappij voor den 'Werkende Stand' werden er in 20 gemeenten in Nederland in de periode 1861-1900 op particulier initiatief ambachtsscholen gesticht. Op den duur kon de overheid het resultaat en de waardering voor deze particuliere scholen niet langer negeren. In 1919 kwam de wet op het gesubsidieerde Nijverheidsonderwijs tot stand. Centrale Ambachtsschool voor de ZaanstreekDe 'Vereniging voor van Volksonderwijs in de Zaanstreek' zette in 1908 de eerste stappen om te komen tot vorming van een inrichting voor nijverheidsonderwijs in de Zaanstreek. Er werd een bestuur gevormd en de statuten voor een 'Centrale Ambachtsschool voor de Zaanstreek' werden vastgesteld op een oprichtingsvergadering op 19 januari 1909. Tot 1916 gebeurde er echter niets. Op initiatief van de nieuwe burgemeester K. ter Laan, met de kennis over de nieuwe wet uit 1919 en dankzij een genereuze gift van fl. 50.000 door de fabrikant en handelaar J.A. Laan kon een nieuw bestuur onder leiding van E. van de Stadt in 1917 de opdracht geven voor de bouw van een tijdelijke school. Het houten gebouw aan de Herengracht in Zaandam werd geopend op 3 november 1917. De eerste directeur werd W. van der Elst. In dat eerste jaar werden de volgende 61 leerlingen ingeschreven:
Deze leerlingen waren afkomstig uit Assendelft, Koog, Wormer, Wormerveer, Zaandam en Zaandijk. Leerlingen uit Zaangemeenten die de school niet subsidieerden werden afgewezen. In 1932 werd de nieuwe school aan de Westzijde in Zaandam geopend. Het gebouw werd ontworpen door de gemeente-architect Jan Schipper. In 24 lokalen werd daar dagonderwijs gegeven in timmeren, smeden, elektrotechniek, handtekenen en lijntekenen. Daarnaast een aantal theoretische vakken. Aan de school was vanaf het begin ook een avondschool verbonden. In dat jaar 1932 telde de dagschool 321 leerlingen en de avondschool 204 leerlingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1961 werd de school vernoemd naar het zeer gewaardeerde bestuurslid P.W. Jedeloo, de naam werd veranderd in Jedelooschool. Het aantal leerlingen steeg tot 644 in 1975. Op voorstel van het bestuur besloot de ledenvergadering in februari 1976 de P.W. Jedelooschool over te dragen aan de gemeente Zaanstad met het doel een scholengemeenschap te vormen door samenvoeging met de twee gemeentelijke nijverheidsscholen voor meisjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gebouwDe restauratie architect Cees Hooyschuur beschrijft in de ‘Portfolio van Hooyschuur Architecten 2009’ de Jedelooschool als goed voorbeeld van de late Amsterdamse School architectuur. Volgens Hooyschuur kenmerkt deze architectuur zich “ door een heldere volumeopbouw, grote gevelvakken en een rijkdom aan kozijndetaillering. Sprongen in het metselwerk, betonnen gevelbanden en verspringende kozijnneggen bepalen de plastiek van de gevel. ” Deze school is gebouwd rond een driehoekig plein. De voorste deel, aan de westzijde heeft drie bouwlagen, de achterliggende vleugel met o.a. de praktijklokalen had twee bouwlagen. De praktijklokalen waren echter van een dusdanige kwaliteit dat herbesteming, naar het oordeel van de restauratie architect, geen optie was. In overleg met de opdrachtgever is derhalve besloten tot sloop van deze lokalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gebouw is opgetrokken uit gele baksteen en heeft in de voorzijde betonnen en granieten decoraties. Tegen de zuidelijke hoek van het voorste deel is de woning van de conciërge gebouwd. De conciërge was tevens de stoker van de centrale verwarming.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Personalia
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woningbouwcorporaties manifesteren zich tegenwoordig steeds vaker als redder van beeldbepalende monumenten. Ook in de Zaanstreek nemen ze hun verantwoordelijkheid. Aansprekend voorbeeld is de renovatie van de voormalige gortpellerij van Zwaardenmaker aan de Oostzijde in Zaandam door de woningstichting Rochdale in 2004. De spelregels waarmee de vroegere maatschappelijke organisaties te maken zijn sindsdien alleen nog maar strenger geworden m.b.t. de financiering van de projecten. Waarbij moet worden opgemerkt dat door de slepende procedures het ‘Jedelooschool’ project een zeer grote vertraging opliep en dat door woningcorporatie Parteon bij de aankoop van dit gebouw in 2000 nog niet met alle nieuwe regelgeving rekening kon worden gehouden. Parteon had zelf ook al ruime ervaring met de ontwikkeling van industrieel erfgoed door de renovatie van de voormalige chocoladefabriek en de cacaotoren op het Boonterrein aan de Marktstraat in Wormerveer door de fusiepartner Woonmij Zaanstad. In het verleden werden huurwoningen gesubsidieerd door de overheid. Als gevolg van nieuwe wetgeving moet een corporatie zelf voor de financiering zorgen en zal dat o.a. doen door de verkoop van woningen. Formeel heet het ook dat het mengen van huur- en koopwoningen in een wijk voor meer diversiteit zorgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanbesteding of prijsvraag
In een antwoord aan de Parteon partner Heddes Vastgoed BV schrijft Zaandstad Dienst Stadsontwikkeling sector Grondbedrijf in juli 1998 dat de gemeente van plan is de J. de Looschool (!) “te vervreemden en te laten herbestemmen”.
Op basis van de antwoorden in de bovengenoemde brief werd Heddes Vastgoed uitgenodigd voor 1 oktober 1998 vrijblijvend een schetsmatig bebouwingsvoorstel en een voorstel voor een aankoopbedrag te sturen naar de dienst Stadsontwikkeling. Vijf partijen kregen een soortgelijke aanbiedingsbrief. Als er later vragen worden gesteld over deze ‘opmerkelijke aanbestedingsprocedure’ noemt het college een ’prijsvraag’. Uiteindelijk gingen drie projectontwikkelaars in op de uitnodigingsbrief en brachten een bod uit op het terrein en de opstallen. Een bod werd als te laag afgewezen, de twee overige partijen werden uitgenodigd een nieuw bod uit te brengen. Prozes (later Parteon) bracht het beste bod uit en werd daarom uitgekozen. Commerciele exploitatieIn eerste instantie wilde Prozes 52 woningen bouwen. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van de omwonende wordt in 2007 het aantal woningen teruggebracht tot 36. Deze aanpassingen hadden ook gevolgen voor de kostprijs van het onroerend goed. In eerste instantie bedroeg het bod ruim 3,2 miljoen gulden, na de aanpassingen in het bouwvolume bepaalde de gemeente de verkoopprijs op iets meer dan 2 miljoen euro. Op 9 oktober 2008 werd het koopkontrakt ondertekend door het college en door Parteon. Het is al snel duidelijk dat er ‘kostendragers’ nodig zullen zijn om de doelstellingen te realiseren:
Deze kostendragers worden o.a. gevonden in de bouw van een aantal nieuw te bouwen grondgebonden eengezinswoningen op het voormalige schoolplein. Bovendien zullen een aantal, moeilijk te bestemmen gebouwen, zoals de praktijklokalen, moeten worden afgebroken om meer ruimte voor nieuwbouw te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geen bescherming
Heel verrassend is de opmerking in de brief van juli 1998 over de toekomst van het pand:
Het lijkt er op dat de gemeente Zaanstad nog moest zoeken naar de juiste manier om een algemeen gewaardeerd cultureel monument, waarvan zijzelf de eigenaar was, voor de toekomst te behouden. Het pand heeft geen beschermde status, het lijkt er op dat de gemeente Zaanstad dezelfde reflexen vertoont die iedere eigenaar van een ‘potentieel’ monument heeft. Uit een verslag van een openbare vergadering van monumentencommissie van donderdag 22 maart 2007 blijkt o.a.:
De fractie van Democratisch Zaanstad heeft op 11 maart 2008 schriftelijke vragen aan het college van de gemeente Zaanstad gesteld waaronder deze vraag m.b.t. de monument status van het complex:
Uit een reconstructie aan de hand van een hieronder beschreven feitenoverzicht valt verder op te maken dat de wethouder het reeds in 1999 eens was met commissie stadsontwikkeling dat het hoofdgebouw (?) overeind moest blijven. In juni 2003 bleek de meerderheid van de raadsfracties voor behoud van het totale gebouw. Tijdens die vergadering stelde de wethouder voor de financiële gevolgen van de alternatieven met de raad te bespreken. In december 2006 meldde de Monumentencommissie, op verzoek van de bewonersvereniging, dat het college het advies van de commissie niet had overgenomen. In het voorjaar van 2007 reageerde de bewonersvereniging ontstemt over de besluitvorming door de gemeente t.a.v. het beschermen van het schoolgebouw. Op 30 januari 2008 kreeg Parteon de sloopvergunning voor de panden aan de achterzijde van het schoolcomplex. De enige keer dat het college een besluit nam over de monumentenstatus van de Jedelooschool was op 21 augustus 2007 toen besloten werd om de Monumentencommissie na de verbouwing opnieuw (?) om advies te vragen. Zaanstad pakt door
De gemeente Zaanstad maakte er, in het begin van de nieuwe eeuw, geen geheim van dat er van een duidelijk trendbreuk sprake zou zijn. In het jaarverslag over 2004 wordt in ‘spannende jongensboeken taal’ gerept over het vergroten van de doortastendheid binnen het gemeentelijk apparaat.
Er veranderde nog iets zoals blijkt uit het hierboven genoemde jaarverslag over 2004:
Deze twee kernbegrippen uit het gemeentelijk beleid, ‘doorpakken’ en ‘binnenstedelijk bouwen’ werken in het voordeel van de projectontwikkelaar in bij het hergebruik van de Jedelooschool. Omwonende niet enthousiast | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemeente Zaanstad had zelf reeds geconstateerd dat het nieuwe beleid waarschijnlijk niet zonder slag of stoot door iedere inwoner als positief zou worden ervaren. In de ‘Kadernota Wonen’, die werd vastgesteld op 11 september 2003, stond reeds een eerste aanwijzing:
En dan hangt het er toch een beetje vanaf hoe je een en ander beoordeel. De wethouder van de SP (Socialistische Partij) in Zaanstad schreef op 3 november 2009 op de weblog van de SP o.a.:
En op de website van de verkopende makelaar Kuijs Reinder Kakes staat het zo:
De bewonersvereniging heeft het vertrouwen in de plaatselijke politiek verloren zoals blijkt het stemadvies van de voorzitter in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2010:
Het project ‘Jedelooschool’ kenmerkte zich, volgens een aantal fracties in de gemeenteraad van Zaanstad door lange besluitvormingstrajecten. Er leefden veel vragen over de besluitvorming en de gevolgde procedures vanaf circa 1998. In de raadsvergadering van 2 juli 2009 werd er dan ook een initiatiefvoorstel van de PvdA voor het opstellen van een feitenoverzicht van de besluitvorming overgenomen. Het onderzoek werd uitgevoerd door een onafhankelijke partij; Regioplan Beleidsonderzoek.
Naast de standaard vragen de gevolgde procedures en de mogelijke invloed van de gemeenteraad op de besluitvorming werden er ook vragen gesteld over de manier waarop de buurtbewoners bij het project betrokken waren. Omdat het rapport op dit punt nog veel vragen onbeantwoord liet werd, bij de behandeling van het rapport op 15 oktober 2009 in de gemeenteraad besloten een aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.
Een opmerkelijk punt komt regelmatig terug in het dossieronderzoek: “Prozes deed het hoogste bod, Heddes gaf de beste ruimtelijke invulling (opmerking: belangrijk voor de omwonende, er waren meer parkeerplaatsen ingetekend). DSMB (opmerking: Dienst Stadsontwikkeling) vond het Heddes plan het mooist, maar Dienst Welzijn wilde de hoogste opbrengst”. De onderzoekers van RegioPlan hebben niet kunnen achterhalen of dit ook is voorgelegd aan de gemeenteraad. RegioPlan concludeert dan ook in het eindrapport: “Dat is verbazend, want de raadsgriffie moet in staat zijn onomstotelijk vast te stellen wat de raad is voorgelegd en wat dus niet. Het hele verloop van het proces op basis van het rapport overziende, ontstaat een rommelige indruk, maar steeds komt Prozes bovendrijven”. Een nieuw monument ?Zowaar geen gemakkelijke opgave voor een architect om met het pakket van eisen in het achterhoofd een monumentaal pand opnieuw in te richten. Er lagen eisen en wensen t.a.v. de verdeling van de beschikbare woonruimten terwijl de architect zijn respect voor de architectuur van het pand moest kunnen tonen. En dat allemaal binnen het budget. Dankzij de grote ervaring met het restaureren van diverse panden en zelfs complete complexen in de Amsterdamse School stijl is het Hooyschuur architecten uit Wormerveer uitstekend gelukt om een in juiste mix van de bestaande architectuur en de nieuwe vormentaal de uitstraling van het gebouw te versterken. Het moet voor de Monumentencommissie van Zaanstad niet veel moeite kosten het gebouw alsnog een monumentale status toe te kennen. Het is een prachtig voorbeeld van een combinatie van de Amsterdamse School en de hedendaagse architectuur. Het is weer een mooi stoer gebouw geworden op een unieke plek in Zaandam. Met dit soort goed geslaagde renovaties krijgt de Westzijde steeds meer allure. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Epiloog
Een stadsbestuur moet besturen, mensen moeten wonen, starters moeten een kans krijgen op de woningmarkt en monumentale ankerpunten moeten zichtbaar blijven in het straatbeeld. De gemeenteraad bepaald de kaders waarbinnen dit alles gerealiseerd dient te worden.
Het college heeft zich echter opgesteld als ondernemer en de gemeenteraad had andere prioriteiten. De burgers werden niet gehoord.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Text: Cees Kingma - februari 2010
Beeldmateriaal:
|