Nu hebben weer en wind nog vrij spel in het provinciale monument “Pakhuis Asia”, maar als het aan Somass ligt krijgt het pand binnenkort weer z'n oorspronkelijke uitstraling terug. “We kijken nu al uit naar die prachtige klus als straks alle vergunningen weer binnen zijn” zegt directeur/eigenaar Gé Sombroek van Somass. Het pakhuis is waarschijnlijk het laatste originele “vleethuis” dat langs de Zaan te vinden is. Nadat de walvisvaart over haar hoogtepunt heen was, heeft dit pakhuis verschillende gebruikers gehad. De laatste intensieve gebruiker was de N.V. Zaanlandse Zakkenhandel W. de Boer Jzn. Cees Kingma - September 2006 |
Foto: J.W. de Boer |
Het houten pakhuis Asia aan de Lagedijk in Koog a/d Zaan dateert uit het derde kwart van de 17de eeuw en is een éénbeukig pakhuis met twee bouwlagen en een zolder. Dit type éénbeukige pakhuizen, met een bescheiden opslagcapaciteit, werd gebruikt voor het uitoefenen van diverse specifieke ambachten in de Zaanstreek door bijvoorbeeld scheepsbouwers en kuipers. Dit pakhuis is oorspronkelijk gebouwd als vleethuis.
Pakhuis Asia is gebouwd aan de rand van een van de eerste “industrie terreinen” in de Zaanstreek: de “Koger Hem”. De Koger Hem is een typisch voorbeeld van een industrie terrein in een woonwijk, zoals die in het verleden overal in de Zaanstreek te vinden waren. Tegenwoordig wordt dit gebied gedomineerd door enkele grote fabriekcomplexen zoals de vroegere stijfselfabriek “De Bijenkorf”, nu eigendom van het Belgische concern Amylum en de machinefabriek van Duyvis.
De grondslag voor De Bijenkorf (ook bekend als “de fabrieken van Honig”) werd in 1867 gelegd door Meindert Klaaszoon Honig, toen hij begon met stijfselhuis De Troffel. Op 2 november 1885 richtten Ir. P.M. Duyvis en D.W. Stork de machinefabriek op die nu de noordzijde van de Koger Hem beslaat.
Een andere groot bedrijf, voedingsmiddelen concern Duyvis, heeft de produktie begin jaren negentig van de vorige eeuw verplaatst naar een nieuwe locatie in de Zaanstreek. Het bedrijf is voortgekomen uit een in 1850 op de Koger Hem gestichte oliefabriek. De door Duyvis verlaten panden werden aangekocht door de twee buren: het Zetmeelbedrijf De Bijenkorf en de Machinefabriek P.M. Duyvis.
De provincie maakte op dat moment het voornemen bekend de panden op de monumentenlijst te plaatsen. De Bijenkorf en P.M. Duyvis verzetten zich met succes. De panden van het levensmiddelen concern Duyvis op de Koger Hem werden in 1993 gesloopt.
Uit de situatie tekening van het “Pakhuisboek” uit 1908 blijkt dat er op de Koger Hem diverse fabrieken en pakhuizen gevestigd waren. Het pakhuisboek was bestemd voor de leden van “Vereeniging van te Amsterdamsche Beurze vertegenwoordigde Brand Assuradeuren” en van het “Nederlandsch Centraalbureau voor Brandassurantie-Techniek.”
Uit de tekening “Complex van Fabrieken en Pakhuizen te Koog a/d Zaan” blijkt verder dat het pakhuis Asia aan drie kanten was omgeven door bevaarbaar water. Aan de noordkant door de Zaan en het toeleidingskanaal naar de Kogersluis, in het oosten door het Nauw, een sloot die de afscheiding vormde tussen de Koger Hem en de bebouwing langs de Lagedijk, en aan de westkant door een insteekhaven vanuit de Zaan.
Aan de oostzijde van pakhuis Asia, op de andere oever van het Nauw, stond in 1908 de Verffabriek “Hollandia” van Storm van Bentem en Kluyver.
De Koger Hem was echter al veel eerder bekend als industrieterrein. De oliemolen De Pellecaan (Pelikaan) of De Oude Pelmolen genoemd uit 1638, was de eerste pelmolen in de Zaanstreek; waarschijnlijk zelfs van Nederland. De molen was bekleed met spanen en ook zijn kap had een houten bekleding. In 1754 is hij vertimmerd tot oliemolen. De molen stond aan de Zaan op de Koger Hem aan de oostkant van de verffabriek Hollandia, op de naar hem genoemde pellekaanshoek. De molen is in 1877 afgebroken en herbouwd in Balk.
Aan de noord-westzijde wordt het pakhuis begrensd door de Kogersluisbuurt. De stenen Kogersluis is in 1729 gebouwd als vervanging van een houten sluis. De sluis verbond de Zaan met de polder Westzaan en werd in 1939 nogmaals vernieuwd. De sluis is gesloopt in 1978.
De sluisbuurt is vooral bekend door “Hotel De Waakzaamheid”.
Gedurende een groot gedeelte van de vorige eeuw was het pakhuis in gebruik bij N.V. Zaanlandse Zakkenhandel W. de Boer Jzn.
De zakkenhandel ontstond in het midden van de negentiende eeuw toen grote hoeveelheden grondstoffen, zoals oliezaden, rijst, cacao enz., gezakt werden geïmporteerd voor de opkomende Zaanse industrie. De zakkenhandel bestond voor het grootste deel uit het opkopen van de door de fabrikanten leeg gemaakte zakken, die daarna werden gereinigd, hersteld en gesorteerd op kwaliteit om opnieuw gebruikt te worden voor eindprodukten zoals meel, gepelde rijst en veevoeder.
De zakken die niet in de Zaanstreek werden hergebruikt, werden op de beurzen in Amsterdam, Rotterdam en Leeuwarden verhandeld.
De N.V. Zaanlandse Zakkenhandel werd opgericht op 1 maart 1928. Na diverse andere
vestigingslocaties werd in 1941 het pakhuis Asia aangekocht zodat men over een verschepingsmogelijkheid aan de Zaan kon beschikken.
In 1951 werd de zakkenhandel flink uitgebreid met de bouw van het nieuwe pand Bengalen, genoemd naar het land van oorsprong van jute, de grondstof voor de meeste zakken. Er werden in de omgeving nog diverse panden aangeschaft waaronder in 1967 een nieuwe drukkerij voor de zakken die naast de Kogersluis werd gebouwd.
In het laatste kwart van de vorige eeuw werd de handel in gebruikte zakken gestopt. Er werden uitsluitend nog nieuwe zakken van papier, kunststof en jute geleverd. Het bedrukken van deze zakken werd de voornaamste bron van inkomsten voor de N.V. Zaanlandse Zakkenhandel.
Het pakhuis is oorspronkelijk gebouwd als vleethuis. In deze pakhuizen werd de omvangrijke hoeveelheid gereedschap van een walvisvaarder, zoals harpoenen, spekmessen, bijlen, roeiboten en tuigage, de “vleet” genoemd, buiten het jachtseizoen voor de rest van het jaar zorgvuldig opgeborgen. Het pakhuis behoorde toe aan de firma Cornelis Meyn & Zoon die meerdere traanpakhuizen en vleethuizen in de Zaanstreek bezat.
Constructief bestaat het pakhuis uit 14 jukken of gebinten, geplaatst op een onderlinge afstand van ongeveer 150 cm, waartegen de vloeren, de wanden en het dakbeschot zijn aangebracht. Elk juk is samengesteld uit een zolderbalk, steunende op twee muurstijlen. Zolderbalk en muurstijlen zijn onderling verstevigd door rechte korbelen. De verdieping in dit pakhuis werd gerealiseerd door dergelijke jukken op elkaar te plaatsen. De jukken hebben een breedte van 6 m. De totale lengte van het pakhuis is ruim 19 m. De verdiepingshoogte is ruim 2,20 m.
Op elk juk is een kapspant geplaatst, rustende op een voetgording of “wurmt”. Ter hoogte van de vliering en in de nok zijn de spanten door gordingen gekoppeld. De kap is beschoten, dat wil zeggen dat het is voorzien van verticaal dakbeschot. Daardoor was dit dak waterdicht, hetgeen noodzakelijk was ter bescherming van de daaronder opgeslagen goederen. Het dak is gedekt met oude Hollandse dakpannen. De nokhoogte van de zolder is bijna 4,5 m.
De vloerconstructie van dit pakhuis bestaat uit brede grenen delen, steunend op vloerbalken, die halverwege opgevangen worden door een onderslagbalk of “doorslag”; een in de lengterichting van het pand lopende zware balk. Het gewicht van het pand en die van de opgeslagen goederen werd via vloeren, balken en gemetselde poeren, overgebracht naar de paalfundering. De van bruine klinkers gemetselde poeren rustten op een fundering van een groot aantal heipalen.
De wanden van het pakhuis zijn aan de buitenzijde bekleed met zogenaamde “getrapte weeg”. Dit zijn grenen delen, 2,5-3 cm dik en een breedte variërend van ca 20 tot 30 cm., die met een overlap van 5 cm tegen de muurstijlen zijn aangebracht. De getrapte weeg is zwart geteerd. Normaal waren de wanden van de pakhuizen vrijwel raamloos. Bij het pakhuis Asia werden er ramen aangebracht voor verlichting van een, later aangebracht kantoor.
Aan de ventilatie van het pakhuis werd grote aandacht besteed om broei van de opgeslagen goederen te voorkomen. In de langs- en kopwanden werden daartoe smalle luiken aangebracht, strokende met de beplanking van de wanden. Deze luiken zijn de bovenzijde afgehangen en kunnen met getande stokken worden opengezet. In gesloten stand worden ze vastgezet met kromme wiggen, “komkommers” genoemd.
Uit een artikel in het Noordhollands Dagblad van 29 juni 2006, met de kop Pakhuis opgepakt en verbouwd tot huis blijkt dat er serieuze plannen bestaan om het pakhuis te restaureren en een nieuwe bestemming te geven.
Bouwbedrijf Somass heeft het inmiddels verlaten pakhuis aangekocht met het plan het weer zijn oorspronkelijke uitstraling terug te geven. De huidige plannen gaan uit van een gecombineerde woon- en werkomgeving voor één nieuwe eigenaar. Indien de benodigde vergunningen voor dit provinciaal monument het mogelijk maken zal het pand ook weer dichter bij het water van de Zaan worden geplaatst.
Latere aanbouwen en bijgebouwtjes, die geen onderdeel van het provinciaal monument zijn, zullen worden verwijderd. Op de verdieping is aan de waterkant een Zaankamer aanwezig (het voormalig kantoor). Deze wordt gehandhaafd en gerestaureerd. In de zijgevel wordt voor de lichtinval deels gebruik gemaakt van de bestaande windluiken en deels worden er nieuwe aangebracht. In de bijzondere kap van 52 graden worden nieuwe dakramen aangebracht.
De voorgevel blijft in tact. De deur is zwart en de geschilderde kozijnen zijn wit. De achtergevel wordt voorzien van tochtluiken en een deur. De andere zijgevel krijgt twee nieuwe deuren, waarvan één voorzien van glas. Het houten schot wordt weer opnieuw geteerd.
Het restauratieplan is opgesteld door Han van Leeuwen, Ontwerp - Bouw - Restauratie bureau in Koog aan de Zaan.
Hieronder vindt een beeldreportage van het pakhuis uit augustus 2006.
Bronnen: