Erfgoed van de ijzerindustrie in het Ekomuseum Bergslagen

scandinavie
Het schachtgebouw van de ijzererts mijn ‘Mons Ferris’. De stenen zijn gemaakt van hoogovenslakken.

In de 17de eeuw begonnen eigenaren van landgoederen in Bergslagen met ijzersmelterijen. Georganiseerde immigratie van Waalse en Duitse ijzersmelters droeg bij tot een de verbetering van de Zweedse ijzerindustrie. IJzer werd door handelaren door heel Europa verkocht. Hollandse handelaren als de Geer en Trip reorganiseerden de ijzerindustrie.

In de 17de eeuw was de Republiek een van de belangrijkste afnemers van Zweeds ijzer. IJzer werd gebruikt voor het maken van werktuigen zoals messen, zeisen, bijlen, dissels en ploegen, spijkers, sloten, hoefijzers en ankers maar vooral voor wapens: kanonnen, handvuurwapens, zwaarden, degens,pieken en hellebaarden. In tijden van oorlog nam de vraag naar ijzer en producten van ijzer sterk toe. De Republiek betrok veel producten van ijzer uit Wallonië en Siegenland. Maar in tijden van conflict was Zweden een goed alternatief. De Geer was een van de grootse wapenhandelaren van de 17de eeuw.

In de 18de eeuw werd Engeland de grootse afnemer van het Zweedse ruwijzer. Zweden heeft zelf op beperkte schaal ruwijzer verwerkt. Zo was er een grote productie van scheepskanonnen van een licht kaliber. Deze werden vaak verhandeld via Amsterdam. Een historicus beweert zelfs dat de kolonisatie van Azië en Amerika door de Nederlandse en Engelse handelscompagnieën alleen mogelijk was dankzij een handjevol Zweedse kanonnengieterijen. Na de Napoleontische tijd werd Zweden door Rusland overvleugeld als leverancier van ruwijzer.

Aan het begin van de 20e eeuw reorganiseerde de Engelse sir Ernest Cassel de ertswinning in Grängesberg. Cassel werkte voor het Londense bankiershuis Bischoffsheim & Goldschmitt dat in 1870 drie spoorwegmaatschappijtjes in midden-Zweden liet samengaan. Dat leidde niet tot winst. Toen Ernest Cassel de leiding kreeg stichtte hij in 1883 een exportbedrijf voor ijzererts. Dat fuseerde in 1896 met een groep mijnbouwmaatschappijen tot Trafiekbolaget Grängesberg - Oxelösund TGO. Cassel was de grootse aandeelhouder. Het bedrijf was erg succesvol in de export van ijzererts naar Duitsland.

Het ijzererts in Noord Zweden werd ook geëxploiteerd door een Engelse maatschappij, die ook een eigen spoorweg had; de Europa Railway Company (Malmbanan). Onder dubieuze omstandigheden trok de Zweedse overheid de concessie in. Het bedrijf kwam in handen van een Zweedse financier. Later sloot de overheid de spoorweg. De mijnmaatschappij raakte hierdoor failliet. Dit kostte o.a. de Amsterdamse Bank veel geld.

In 1903 kreeg Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund een meerderheidsbelang in de ijzermijnen in Noord-Zweden die dat jaar met een spoorweg werd verbonden met de nieuwe ertshaven in het Noorse Narvik. Vanaf 1910 beschikte Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund over eigen schepen om erts te vervoeren.

Cassel maakte furore in de Engelse haut finance en werd een belangrijk raadgever van de Engelse koning Edward. Hij bracht het tot lid van de Privy Councel, een soort Hoge Raad. Voor een Duits-Joodse immigrant die katholiek was geworden een bijzondere prestatie. Zijn kleindochter Edwina trouwde met Lord Louis Mountbatten, die later onderkoning van India werd tijdens de onafhankelijkheidsoverdracht aan India. Zij kregen het landgoed Broadlands in de buurt van Southampton. In Nederland lijkt Ernest Cassel goede contacten te hebben onderhouden met de ertshandelaar A.G.Kröller (van het Kröller-Müller museum). Een van diens ertsschepen heette ‘Sir Ernest Cassel’ en het andere ‘Grängesberg’.

A.G.Kröller hoorde ook bij de stichters van de Hoogovens in IJmuiden. Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund had behalve de spoorweg ook een belangrijke vloot van ertsschepen en ertstankers. In mijn jeugd zag ik de vele ertsschepen bij de Hoogovens in IJmuiden. Verzoeken om scheepsfoto's werden meestal beantwoord.

  scandinavie scandinavie  
  De ertsboot Grängesberg van Wm. H.Müller uit Rotterdam. De afbeelding is van ongeveer 1916. De bibliografie van A.G.Kröller maakt geen gewag van de connectie met Sir Ernest Kassel. ss Maud Cassel. Dit schip van Wm. Müller & Co in Rotterdam is een z;g.n. turretdeck schip dat in 1897 is gebouwd op de werf W.M. Doxford & Sons in Sunderland. Het schip is genoemd naar een dochter van Sir Ernst Cassel, de grote man achter de mijnbouwmaatschappij in het Zweedse Grängesberg. Het schip mat 3924 brt. Het verging in zwaar weer op 22 februari 1906 Arkoböder Rif bij Häpinge. De bemanning werd gered.  
  scandinavie  
  De bulkcarrier ‘Tarfala’ van Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund zoals ik deze vroeger in de Ertshaven van de Hoogovens IJmuiden zag.  

Bergslagen is het zuidelijke deel van de Zweedse provincie Dalarna. Dalarna is een van mooiste streken van Zweden. Het zuidelijk deel was industrieel. Er waren talloze kleine hoogovens en staalbedrijven. De meeste bedrijven zijn gesloten. Er zijn nog enige grote bedrijven aanwezig zoals ABB en Ovako. De overheid heeft de vele plaatsen die herinneren aan de ijzerindustrie ondergebracht in het virtuele openluchtmuseum Ekomuseum Bergslagen. Dat omvat mijn- en hoogovenruïnes, spoorwegmusea, sluizen etc.

  scandinavie scandinavie  
  Elektrische locomotief van de voormalige Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund in het spoorwegmuseum in Grängesberg. Ertswagon van de voormalige Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund in het spoorwegmuseum in Grängesberg.  
  scandinavie  
  Onderhoudsgebouwen van de voormalige ijzermijn in Grängesberg.  

In Grängesberg is een spoorwegmuseum van Trafikbolaget Grängesberg-Oxelösund en het Gruvcentrum Mojsen. Dat is de ijzermijn die in 1989 is stilgelegd. De grote betonnen mijnschachten staan er nog. Het Ludvika Gruvmuseum is het eerste openluchtmuseum wat aan industriegeschiedenis is gewijd. Het museum begon met een boerderij uit de 16de eeuw. Vanaf 1922 verzamelde men er gebouwen die betrekking hadden op de ijzermijnbouw. In 1938 werd het openluchtmuseum geopend. Er staat een houten mijnbok, en gebouwen waar erts werd gesorteerd en verpulverd.
Het belangrijkste vond ik de complete stangenkunst. Dat is een systeem van houten balken om energie van een waterwiel over een bepaalde afstand over te brengen naar een mijnpomp.

Op de terugweg bezocht ik de hoogovenruïne van Klenshyttan. Sinds de 17de eeuw was hier een ijzersmelterij. De lokale boeren waren de eigenaren. In 1882 werd een nieuwe hoogoven gebouwd. De hoogoven is tot 1920 in productie geweest. De hoogoven en de kiln (oven) waar de erts werd geroast (gedroogd) staan er nog. Een prachtig ensemble.
In Grängesberg was ook nog een groot waterwiel langs de weg; het Lombergshijulet of kunstjul dat van 1822 tot 1934 in bedrijf was bij een mijn om mijnpompen aan te drijven.

  scandinavie scandinavie scandinavie  
  Roterende drum om ijzererts te roasten (verhitten) in Ludvika Gruvmuseum. De gerestaureerde boerenhoogoven van Klenshyttan in de buurt van Grängesberg. De tapgaten van de hoogoven in Klenshyttan in de buurt van Grängesberg.  
  scandinavie scandinavie  
  Zo dreef een waterwiel een pomp aan. Het Lombergshijulet in de buurt van Grängesberg. Waterwerken rond een ijzererstmijn. Het Lombergshijulet in de buurt van Grängesberg.  

In de buurt van het stadje Fagersta is de Engelsberg hoogoven, die sinds 1993 op de lijst van het werelderfgoed van de Unesco staat. Oorspronkelijk was het een boerderij met ijzersmelterij. In de 18de eeuw werd het ontwikkeld tot een bruk, een landgoed waar men leefde van de ijzerindustrie. In de 17de en 18de eeuw werden vele rechten van boeren op het winnen van erts opgekocht door landgoedeigenaars.

Voor het smelten van ijzererts was erg veel houtskool nodig. Voor één ton ruw ijzer was 70 mandagen houtskoolbereiding nodig. De bruks waren een manier om het proces van ijzersmelten te organiseren. De meeste arbeiders werkten 's zomers op hun boerderijen en 's winters en in het voorjaar voor de bruk. In 1746 werd de boerderij vervangen door een echt landhuis. Het bedrijf is stilgelegd in 1919. Op het terrein is nog wel een metaalbedrijf actief in een van de voormalige smederijen.

Ik reed terug via Norberg dat nog een belangrijk mijngebied is, waar ook veel erfgoed van de ijzerindustrie is te vinden. Högfors bruk is een schitterende plaats. Hier waren sinds de late middeleeuwen ijzersmederijen. Hier werden in 1915 nieuwe hoogovens gebouwd, die tot 1953 in bedrijf waren. Er staan in de buurt ook nog enige arbeiderswoningen. De twee hoogovens staan er nu in de vrije natuur.
Een paar honderd meter verder stond nog de houtskoolloods van 150 meter lang.

De Klackberg heette in de middeleeuwen ‘Mons Ferris’, de ijzeren berg. Er wordt al sinds de 14de eeuw ijzererts gewonnen. Er staan mijnschachten gebouwd van stenen van hoogovenslakken. Er staan nog elektrische hijsmachines in. De mijnbouw stopte in 1967. Het gebied is nu een vogelreservaat.

Cassels Donation is een groot gebouw in Grängesberg dat is geïnspireerd op de architectuur van de Bank of England. Het is geschonken door Cassel aan de mijnwerkers van de stad. Het is concertgebouw, ontmoetingsplaats en plek voor bijeenkomsten niet voor prediking of religieuze activiteiten, want dat had Cassell verboden. Het vervult na meer dan honderd jaar nog steeds een belangrijke functie.

In augustus 2009 werd er de Antikrundan, de Zweedse versie van ‘Tussen kunst en kitsch’, opgenomen. Een deel van het oude dorp Grängesberg is in de open mijn verdwenen. Er is een nieuw dorp gebouwd, geïnspireerd op Engelse mijnnederzettingen. Op mij maakte het meer de indruk van een nederzetting uit her Ruhrgebied.

De volgende halte was Lekombergsgruva bij Ludovika, een verlaten en overgroeide ijzermijn waar een prachtig uitzicht was over het merengebied. Het ijzererts was zo rijk aan fosfor dat het onverkoopbaar was in Zweden. De grootse afnemers waren de staalfabrieken in het Ruhrgebied. Hoesch in Dortmund was enige tijd eigenaar. Daarom was de productie het grootst gedurende de tweede wereldoorlog.

Daarna ging ik op zoek naar Schisshyttan waar een wandeling in het bos was langs ruines van de ijzerindustrie. De ijzersmelterijen sloten in 1874.

In Smedjebacken begint het Strömholmskanaal op 100 meter boven de zeespiegel. Eigenlijk is het gewoon het einde van het meer en de eerste sluizen zijn in Fagerstra. Het kanaal is in 1792-1795 gegraven voor het transport van ijzer naar het Mälarmeer en vandaar naar Stockholm. Al het ijzer voor de export moest in het Jernkontor in Stockholm worden gekeurd en van een kwaliteitsmerk worden voorzien. In het haventje lagen twee oude stoomsleepboten die nu voor rondvaarten werden gebruikt.

Bij de haven eindigde een smalspoorweg. Deze was in 1859 aangelegd om Ludvika te verbinden met het kanaal. Die voor verder transport zorgde. Een van de oude ijzerpakhuizen staat er nog. Verder bezocht ik we in Smedjebacken Gamla Meken, een ‘ontmoetingsplaats voor cultuur en arbeid’. Het was een van de hallen van een oude machinefabriek, die was ingericht als tentoonstellingsruimte. In de andere hal werden voorbereidingen getroffen voor een wereldsmeedwedkamp.

  scandinavie scandinavie scandinavie  
  Ruines van hoogovens Högfors bruk bij Norberg, die van 1915 tot 1953 in bedrijf waren. Een liftkooi van de ijzerertsmijn ‘Mons Ferris’ bij Klackenberg. De houten ombouw van de ene hoogoven in Flatenberg is gerestaureerd. Van de andere is duidelijk te zien hoe de ombouw om de hoogoven zat.  
  scandinavie scandinavie  
  In Flatenberg bij Smedjebacken in Bergslagen staan hoogovens uit 1870. Bij deze hoogoven in Flatenberg is goed te zien hoe erts, houtskool en klaksteen omhoog gekruid moesten worden om boven in de hoogoven te kiepen.  

Mijn laatste site was de Flatenberg hoogovens uit 1870. Deze werd in 1920 gesloten en werd al snel een beschermd monument. Ook weer landschappelijk prachtig gelegen aan een beek. De ene hoogovens was nog in het houten gebouw, de andere stond in de open lucht. Een mooie afsluiting van mijn bezoek aan het Ecomuseum Bergslagen. Volgens de eigenaresse van de camping in Grängesberg komen de Zweden hier om te vissen. De buitenlandse toeristen zijn meestal op doorreis; ze komen laat en vertrekken vroeg. Ik had nog geen kwart van de plaatsen van het Ekomuseum Bergslagen bezocht.

Text: Jur Kingma - november 2009
Beeldmateriaal: Archief Jur Kingma
Valid HTML 4.01 Transitional