Vreselijk dilemma  
‘Vereniging De Zaansche Molen’ staat voor moeilijke beslissing

Een cruise terminal bij de Zaanse Schans

Passerende vrachtschepen zorgen dagelijks voor een levendig beeld op de Zaan. Wie zou er nou niet enthousiast worden van dit prachtige ensemble van een spijsolietanker, een oliemolen en een oliefabriek. De Vereniging De Zaansche Molen is echter bang dat hun molen binnenkort volledig aan het zicht wordt onttrokken door voor de molen afgemeerde cruiseschepen: een doemscenario voor de eigenaar van de oliemolen 'de Ooievaar' in Zaandijk. Men overweegt nu de molen te verplaatsen.

In het 'concept bestemmingsplan Zaanse Schans e.o.' uit november 2009 wordt melding gemaakt van een cruise terminal nabij de Zaanse Schans:
“4.5 Aanlegsteiger/terminal bij molen De Ooievaar
Het plan zal het mogelijk maken dat nabij de molen De Ooievaar (nabij de oostelijke zijde en ten zuiden van de Julianabrug) een aanlegsteiger voor (grotere) toeristenschepen wordt gerealiseerd. De toeristen kunnen daarvandaan de zuidwestelijke entree van de Zaanse Schans bereiken. Dit plan maakt deel uit van de herontwikkeling van het gebied rondom de (nieuwe) Julianabrug. ”

Ook op de website van de 'Havensociëteit Groot Amsterdam' wordt al vooruit gelopen op de nieuwe ontwikkelingen:
“ Zo zal bij de Zaanse Schans een speciale steiger voor de grootste types binnenvaartcruiseschepen in gebruik worden genomen, waarbij geschat wordt dat daar jaarlijks omstreeks 250 schepen zullen afmeren. ”

In het 'Jaaroverzicht 2009 - Havendienst Zaanstad' staan zelfs al een aantal “Artist impressies van de nieuwe passagierssteiger bij de Zaanse Schans.”

Cruise terminal Cruise termianl

Wervende teksten in dat jaarverslag moeten de burgers alvast voorbereiden op de zaken die gaan komen:
“N.a.v. project 'Rivier Cruise Vaart' promoten Zaanstad en Provincie Noord-Holland de Cruisevaart in de regio. Het gaat hier om relatief grote schepen die onze regio bezoeken. (tot 110 x 11,40 mtr.) Zaanstad heeft kaderuimte beschikbaar voor het ontvangen van deze schepen. Passagiers vertrekken per bus Noord-Holland in met diverse bestemmingen. (Edam, Volendam, Alkmaar (kaasmarkt) enz.) of blijven in de regio, Zaanse Schans, centrum Zaandam, Czaar Peter huisje etc.. In 2009 hebben 299 schepen voor één of meerdere dagen kaderuimte in het centrum van Zaandam afgehuurd, met gemiddeld 100 passagiers maakt dat een kleine 300.000 extra bezoekers die in het centrum van Zaandam vertoeven. Er wordt door Zaanstad en Provincie Noord-Holland geïnvesteerd in een pier ten behoeve van de ontvangst van Rijncruiseschepen net ten zuiden van de Julianabrug met ontsluiting aan de Zaanse Schans.”

  Julianabrug  
 

“De nieuwe brug (Julianabrug) moest zo slank en dun mogelijk gehouden worden. Daar zijn ze in geslaagd. De steiger is in dezelfde manier gebouwd als de brug, dus slank en rank. Het is voorzitter duidelijk dat de steiger bij de brug hoort”.
Uit het verslag van de vergadering van de monumentencommissie op donderdag 26 maart 2009. Voorzitter tijdens deze vergadering was dhr. P. van Nugteren.
Links op de foto de westelijke oprit met korenmolen De Bleeke Dood, rechts de oostelijke oprit met oliemolen De Ooievaar.

 
Een nieuwe Julianabrug
Julianabrug

Op vrijdag 7 augustus 2009 werd de nieuwe Julianabrug voor het verkeer open gesteld. De brug verving de oude Julianabrug die op 1 juli 1936 door Prinses Juliana werd geopend.

Met de komst van de nieuwe brug werd de doorvaartbreedte van de hoofddoorvaart vergroot van 14 meter naar 16,5 meter en de vrije doorvaart ging van 3,20 meter naar 4,35 meter bij een gemiddeld streefpeil in de Zaan. De brug hoeft daardoor minder vaak open voor het scheepvaart verkeer. Aan weerszijden van de hoofddoorvaart heeft de brug bovendien twee nevendoorvaarten voor recreatievaart, beiden in één richting te bevaren.

De opdrachtgever (de Provincie Noord Holland) heeft zijn best gedaan het ontwerp op een verantwoorde wijze in de omgeving in te passen:
“Er is bij het ontwerp rekening gehouden met de bijzondere locatie van de brug vlakbij de Zaanse Schans, de Gortershoek en het monumentale industriële erfgoed met o.a. de fabrieken van Duyvis en ADM Cacao. Hier is een subtiel en zorgvuldig ingepaste brug, eigentijds maar niet schreeuwerig op zijn plaats. Uitgangspunt voor het ontwerp was een brugdek met een slanke en ranke rand. De slanke pijlers zijn tot het minimale aantal teruggebracht. Zodoende wordt het horizontale karakter van de brug extra onderstreept. De nieuwe Julianabrug scheert met een vloeiende lijn over het water; laag en zoevend, lichtvoetig en transparant.
Gezien de relatief grote verkeersstroom van fietsers en voetgangers is er in het ontwerp voor gekozen om deze groep rust en ruimte te geven ten opzichte van het autoverkeer. De brug voor de voetgangers- en de fietsers krijgt de uitstraling van een boulevard om juist de van het uitzicht genietende mens de ruimte te bieden. Tussen de leuningen van de bruggen voor autoverkeer en fietsers plus voetgangers is daarom een ruimte genomen (de vide) die verloopt naar een maximale breedte van ca. 6 meter. Het boulevardconcept wordt onderstreept door de vormgeving van de lichtmasten. De masten zijn gebogen en versmallen naar boven toe. Zij geven de brug schaal en ritme. De kleur van de brug wordt Zaans wit, dat harmoniseert met Zaans Groen.”

In 2009 kreeg de Julianabrug de 'Betonprijs'. Deze Betonprijs bestond uit een oorkonde die werd overhandigd aan de 4 betrokken partijen: De provincie Noord-Holland (eigenaar van de brug en opdrachtgever), Royal Haskoning (architect), Oranjewoud (engineer, technisch ontwerp en uitvoeringsbegeleider) en bouwcombinatie BAM Civiel Noordwest/Konstruktiebedrijf Hillebrand (aannemer).
De Betonprijs is een initiatief van de Betonvereniging en wordt ondersteund door Cement & Beton Centrum, BFBN Betonproducten, de VOBN, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Stubeco.

De monumentencommissie besprak de cruise termnial
Julianabrug

Omdat de cruise terminal in de onmiddellijke nabijheid van een aantal rijksmonumenten in de Zaanse Schans is geprojecteerd wilde de monumentencommissie op donderdag 26 maart 2009 zelf een oordeel vormen over de gevolgen van dit project voor de bedoelde rijksmonumenten. Namens Royal Haskoning architecten was mevr. Colenbrander aanwezig om de plannen toe te lichten. Dhr. Ootjers, voorzitter van de monumentencommissie had dit project op de agenda laten plaatsen.

Uit het verslag van die vergadering:
“Volgens mevr. Colenbrander is men zich bij Royal Haskoning architecten bewust van de gevoeligheden, die je in de historische Zaanse Schans hebt, waar je dan vrij modern binnen komt. De steiger is een onderdeel van de Julianabrug waar ook heel duidelijk voor contrast is gekozen. Een moderne vormgeving, waardoor de Zaanse Schans beter uit komt. Bij de steiger is hetzelfde contrast gezocht onder meer door materiaal en vormgeving. De Julianabrug en de steiger werken samen. De theekoepel staat er los van. Er is weinig concurrentie wat betreft de brug, de steiger en de monumenten. De steiger heeft een qua hoogte verlopende leuning. Op de plaats waar de boten aankomen is ene kant hoger en verloopt langzaam naar lager waar hij niet meer nodig is. Er is een hoge leuning aan de kant van het water tot het hoekpunt, waar je een mooie uitkijk hebt naar de molens. Vanaf daar blijft de leuning horizontaal en komt het dek omhoog zodat het ter plaatse van het pad gelijk komt. De leuning gaat eigenlijk als een sjaal om het pad heen. De steiger is breder waar de mensen uit de boot stappen en breder op de uitkijkplek. Op de plattegrond wijst mevr. Colenbrander de theekoepel aan. Er is daar een stuk oever met een vrij wilde begroeiing met riet en bosjes. Hier begint de theetuin met een strakke vormgeving. Ze willen de steiger ook tot daar door laten lopen. Hier gaat oud naar nieuw over en andersom. Hier komen de mensen ook naar binnen”.

“De leuning wordt gemaakt van RVS en daar komt led-verlichting in. De spijlen zijn van staal en worden geschilderd in Zaans wit. Dit lokt enkele commissieleden de opmerking uit dat Zaans wit niet bestaat. Mevr. Colenbrander antwoordt dat dit de kleur is die bij de Julianabrug hoort. Het brugdek bestaat uit brugdelen van kunststof met een basalten strooilaag (middengrijs).
Dhr. Homburg: In de vorige vergadering van de monumentencommissie is gevraagd of het mogelijk is om het deel onder de brug door te laten gaan van modern naar wat ouder en of dat voor de architect een haalbare kaart is. Deze vraag is nieuw voor mevr. Colenbrander en volgens haar is dat binnen dit ontwerp geen haalbare kaart. Je moet het zien als bij de Julianabrug behorend, het is een infrastructurele zaak.
Dhr. Koudijs is overtuigd. De Julianabrug is een nieuw element. Het is duidelijk dat de loopsteiger 'de taal' van de brug spreekt. Het is een rank, slank ontwerp. Duidelijk is nu waar de overgang zit en hij kan er mee leven.”

“Voorzitter verwijst kort naar een andere brug (van Royal Haskoning) die een duidelijk aanwezige vormgeving heeft. Dat is niet wenselijk op deze plek. De nieuwe brug moest zo slank en dun mogelijk gehouden worden. Daar zijn ze in geslaagd. De steiger is in dezelfde manier gebouwd als de brug, dus slank en rank. Het is voorzitter duidelijk dat de steiger bij de brug hoort. De visualisering en de toelichting zoals in de vergadering eerder is gevraagd hebben plaatsgevonden. Volgens voorzitter kunnen de commissieleden hiermee leven”.

Interview bij bestuurswisseling
Ooievaar

De gevolgen van het hierboven genoemde plan werden, voor het grote publiek, pas duidelijk door een interview met de vertrekkende en de nieuwe voorzitter van de Vereniging De Zaansche Molen in de rubriek 'Stad en Streek' van het Noordhollands Dagblad van zaterdag 5 juni 2010. Vertrekkend voorzitter Pieter Nieuwburg zegt in dat interview o.a.:
“Een probleem waar de vereniging al geruime tijd mee worstelt, is de historische plek van molen De Ooievaar aan de Zaan, bijna tegen de nootjesfabriek van Duyvis aangedrukt, pal naast de Julianabrug. De molen lijkt daar te verpieteren. 't Is ook een dissonant van jewelste. Die molen tegen dat grauwe decor van het moderne fabriekspand. Het lijkt alsof ze elkaar in de weg staan. Die molen begint in een isolement te raken, zeker als daar straks een aanlegsteiger voor riviercruiseschepen van 110 meter lang en zeven meter hoog komt. De Ooievaar staat er al sinds de tweede helft van de zeventiende eeuw, recht tegenover meelmolen De Bleeke Dood in Zaandijk. Maar ik vind toch dat we de optie verplaatsen wel degelijk in overweging moeten nemen.”
De opvattingen daarover binnen de vereniging lopen uiteen.
“Toeristen zullen het prachtig vinden om aan te meren bij een prachtige molen. Ik zie er zelf meer heil in dat die schepen uitwijken naar de aanlegplaats waar ook dat tijdelijke pontje afmeerde toen de Julianabrug werd gebouwd. ”

De nieuwe voorzitter, voormalig PvdA wethouder André Drost, moet zich, blijkens een aantal uitspraken in dit interview, nog duidelijk inleven in zijn nieuwe rol:
“Ik vraag me wel eens af of het museum (bedoeld wordt het Molenmuseum) wel op de juiste plek staat? Eigenlijk hoort het op de Zaanse Schans. Ik ben er voor dat er meer uitwisseling van elkaars kennis en kunde komt, met andere woorden, ik juich nauwere samenwerking toe. Misschien leidt dat op termijn tot een dependance van ons museum op de ZaanseSchans. De Zaanse Schans, het Molenmuseum, ze kunnen de centen goed gebruiken. En als je dan toch krap bij kas zit of fors moet bezuinigingen, wat is er op tegen om één of twee molens uit de collectie aan het bedrijfsleven of een rijke particulier te verkopen? ”
Of voorzitter Drost meent dat de Ooievaar zal worden verkocht is in dit interview niet duidelijk. Het zullen nog spannende tijden worden binnen de 'Vereniging De Zaansche Molen', de interviewer beschrijft de reactie van zijn voorganger aldus:
“Van Nieuwburg wendt het hoofd geschrokken af en Drost kijkt alsof hij het in Keulen hoort donderen. Molens verkopen, het idee alleen al! ”

Restauratie plan
De Ooievaar

Uit het 'Verslag openbare vergadering monumentencommissie d.d. donderdag 1 juni 2006' blijkt dat de Vereniging De Zaansche Molen al bezig was met plannen van een ingrijpende restauratie van het rijksmonument oliemolen 'de Ooievaar' aan de Diederik Sonoyweg 19 in Zaandam. De heer Van Nieuwburg gaf in die vergadering een toelichting op het restauratieplan:
“De molen is uniek voor de Zaanstreek en is de enige die nog in de oorspronkelijke vorm op zijn oorspronkelijke plaats staat. Met de reconstructie van de Julianabrug zal ook een onderdoorgang van de Zaanse Schans naar het molenterrein worden gemaakt. Dat biedt mogelijkheden de molen in de toekomst weer te gaan exploiteren. Exploitatie van molens is van belang voor de vereniging om middelen te genereren voor het onderhoud van molens; er is immers steeds minder subsidie beschikbaar. Om de molen exploitabel te kunnen maken zal groot onderhoud moeten worden gepleegd. De roeden, de fundering en de vloer zullen moeten worden vernieuwd, de olieslagerij zal moeten worden gerestaureerd; de kosten worden geschat op € 255.000. Ook de schuur is aan restauratie toe; de kosten daarvan worden geschat op € 150.000.”
De reconstructie van de Julianabrug en de nieuwe verbinding met de Zaanse Schans werden toen nog als positief ervaren. Inmiddels is duidelijk dat de bezoekersstroom onder de brug een andere richting op gaat en dat de Ooievaar er wel eens meer nadeel dan voordeel van kan ondervinden.

Vooruitlopend op een officiële aanvraag van een monumentenvergunning, vroeg de vereniging de monumentencommissie de plannen nu reeds positief te adviseren. Het betrof uitsluitend groot onderhoud en geen wijzigingen aan het monument. De monumentencommissie stond volledig achter het voorstel en adviseerde positief; de definitieve aanvraag moest nog wel worden ingediend, maar behoefde niet meer aan de commissie te worden voorgelegd. De commissie adviseerde het college een monumentenvergunning te verlenen voor het plegen van groot onderhoud aan molen 'de Ooievaar' en de bijbehorende schuur.
Nu een verplaatsing van het rijksmonument wordt overwogen moeten de partijen opnieuw rondom de tafel.

Molenbiotoop
Molenbiotoop
Vrijwaringszone - molenbiotoop Diederick Sonoyweg 19, Molen De Ooievaar
Bijlage bij Voorontwerp Bestemmingsplan Zaanse Schans
Het beeld aanklikken voor de volledige weergave van het rapport.

Op de website Molenbiotoop wordt een goede definitie gegeven van een 'molenbiotoop':
“Molens staan nooit op een willekeurige plek. Het molentype dat men aantreft zegt iets over de geschiedenis van het landschap. Binnen dat landschap is de molenlocatie zo gekozen dat de molen optimaal kon functioneren. Daarom werden bijvoorbeeld industriemolens gebouwd op plaatsen waar de aanvoermogelijkheden van grondstoffen en de afzetmogelijkheden voor het product gunstig waren. De omgeving waarmee een molen in relatie staat, noemen we de molenbiotoop. Een goede molenbiotoop is van fundamenteel belang voor de werking en het behoud van de molen.
Voor de molenaar is een goede windvang van cruciaal belang. Een goede molenbiotoop maakt het mogelijk dat een molen regelmatig in bedrijf is. Een draaiende molen behoeft aanzienlijk minder vaak groot (en dus kostbaar) onderhoud dan een stilstaande molen! ”

Verder wordt op deze website de 'biotoopformule' uitgelegd:
“De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet 'te hoog' is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Vanaf 100 meter geldt een oplopende lijn die met de volgende biotoopformule te bepalen is.”

In de beeldbank van het Gemeente Archief Zaanstad bevinden zich een aantal foto's die aantonen dat de oliemolen 'de Ooievaar' al ruim een eeuw is ingebouwd tussen fabrieksgebouwen. De foto's uit het begin van de vorige eeuw tonen 'Oliefabriek De Wachter en De Herder' van de firma T. Crok. De Wachter werd in 1891 gebouwd en het pakhuis de Herder in 1909, beide door de Gebroeders Gorter uit Wormerveer. In 1935 nam Duyvis Oliefabrieken het complex over. Ondanks de inzet van diverse personen bleek herbestemming of verplaatsing niet mogelijk; de panden werden in de jaren tachtig van de vorige eeuw gesloopt. Een paar jaar later werd daar de nieuw nootjes fabriek van Duyvis gebouwd naar het ontwerp van het Zaanse architectenbureau Schipper Zijlstra. Tegenwoordig is Duyvis onderdeel van het Amerikaanse PepsiCo.

de Ooievaar de Ooievaar
  Rijstpellerij Hollandia  
 

Tijdens de overgangsfase van wind naar stoom, eind negentiende en begin twintigste eeuw stonden er veel molens min of meer ingebouwd. In de beeldbank van het Gemeente Archief zijn diverse foto's te vinden van oliemolen 'De Hoop'. Op deze foto van Rijstpellerij Hollandia uit 1896 staat de molen bij Rijstpellerij 'De Unie' naast het hoog opgebouwde pakhuis 'Birma'. In 1872 werd met de bouw van de Rijstpellerij 'De Unie' begonnen en verschenen de eerste hoge gebouwen rondom de oliemolen. De molen is in 1898 gesloopt.

 
De Ooievaar werd al eens eerder van de ondergang gered
Ooievaar

De Ooievaar is al eens eerder verplaatst. Maar dat was in een tijd waarin dat wel vaker gebeurde; in 1669 werd de molen verplaatst van Assendelft naar de Kalverringdijk. Dit soort molens produceerde verschillende soorten plantaardige oliën zoals lijnolie, raapolie en koolzaadolie. Eind negentiende eeuw werd de oliemolen overbodig en werd hij verkocht aan een bedrijfje dat handelde in afval van de grote pellerijen. De molen ging doppen en cacaoafval malen. Totdat hij in in de jaren veertig van de vorige eeuw werd stilgezet. Het gaandewerk is nog enige jaren aangedreven door een verbrandingsmotor en later een elektromotor.

Nadat de molen was stilgezet verpauperde hij snel en veranderde uiteindelijk in een wrak, de molen werd zelfs van de monumentlijst afgevoerd. De beeldbank van het Gemeente Archief bevat een serie foto's van de molen in diverse stadia van onttakeling. In 1955 kwam de molen in bezit van de Vereniging De Zaansche Molen en werd er een restauratieplan opgesteld. De procedures werden snel doorlopen en binnen jaar, op de Open Monumentendag van 1 augustus 1956, stond de molen er weer in volle glorie bij.

Door diverse omstandigheden is de Ooievaar niet toegankelijk voor het publiek. De molen staat op het terrein van Duyvis en de schuur heeft een andere eigenaar. Maar sinds eind vorige eeuw heeft de molen met Tim Doevens en Matthijs Ero weer een stel enthousiaste molenaars. Volgens het Jaarverslag van Vereniging De Zaansche Molen maakt de molen weer ruim 200.000 omwentelingen per jaar. Beide molenaars doen ook hun uiterste best om de molen in goede conditie houden. Maar groot onderhoud kan eigenlijk niet langer worden uitgesteld. Zeker nu blijkt dat de fundering nodig aan restauratie toe is laait de discussie over verplaatsing van de molen weer op.

RDMZ is deze keer minder enthousiast

In 'Windbrief 151' (mei/juni 2010), het verenigingsblad van de Vereniging De Zaansche Molen staat o.a. een vraaggesprek met prof. dr. Jos Bazelmans, hoofd sector Kennis van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Met eerdere publicaties, zoals 'Moeten molens altijd malen', had hij een duidelijk stempel gedrukt op de discussie over de wenselijkheid om molens te verplaatsen als de windvang in gedrang kwam. Daarnaast heeft hij 'vernieuwende' ideeën over onderhoud, reparatie, restauratie, vernieuwing en reconstructie. De grote vraag is daarbij: “Wat dragen wij in 2050 over aan een nieuwe generatie”. Mag je het binnenwerk van een molen uit de zeventiende eeuw nog wel vervangen? Ook als ze hun maalvaardigheid hebben verloren zou je het binnenwerk moeten laten zoals het 300 jaren geleden is gebouwd. “De belangstelling van mensen voor molens wordt voor een groot deel geprikkeld door de authenticiteit van het materiaal, de patina van de tijd. Daar moeten we zuinig op zijn”.

Voorzitter Pieter van Nieuwburg bracht toen in het vraaggesprek De Ooievaar ter sprake. Binnen de vereniging zijn er plannen om deze molen te verplaatsen. “Gaat het erom dat de molen niet genoeg wind meer vangt om te kunnen draaien of gaat het vooral om de esthetische kant?”, vroeg Jos Bazelmans. “We hebben de neiging om ons historisch landschap mooi te maken, maar daarmee doen we meestal geen recht aan de geschiedenis”. Doordat de molen niet voor het publiek toegankelijk is verwacht de voorzitter dat het moeilijker zal zijn om voor subsidie in aanmerking te komen. “Voor de Rijksdienst is dat geen criterium”, legt Jos Bazelmans uit. “Een monument blijft een monument”. Volgens hem is het probleem van de cruiseboten een probleem dat bij de gemeente ligt. “Ga niet het probleem van een ander oplossen”. vervolgt hij.
Bovendien, wie is deze generatie om een tijdelijk probleem op te lossen met een onomkeerbare verplaatsing, een definitieve breuk met een historische plek?

Bazelmans is het met bestuur van de Vereniging De Zaansche Molen eens dat de 'Molenbiotoop' een belangrijkere rol moet gaan spelen in de structuurvisie van het Rijk. Maar ook molens zonder wieken, in de Zaanstreek 'doofpotten' genoemd en door Jos Bazelmans aangeduid als 'stompen', moeten blijven zoals ze zijn. Ze duiden op een historische ontwikkeling in een tijd dat windkracht werd vervangen door stoomkracht.

  Scheepswerf Kramer  
 
Combineer cruiseterminal met museumhaven

Al vele jaren ijvert de werkgroep 'Maritieme Zaken' van de Vereniging Zaans Erfgoed voor de inrichting van een museumhaven in de Zaan. Een van de mogelijke locaties voor een dergelijke haven is de Hemmes. De ligplaatsen voor historische schepen zou op die plek goed gecombineerd kunnen worden met de passantenplekken in de jachthavens op de noordoever van 'De Poel'.

Scheepswerf Kramer  
  Museumhaven Kramer  

In het boek 'Zaankanters en het water, De mensen, de schepen en het landschap' uitgegeven in 2007, beschrijft Albert Boes de plannen van Scheepswerf Kramer voor de aanleg van een haven voor historische schepen. Op de werf worden al enkele generaties lang reparaties verricht aan historische schepen zoals klippers en tjalken. Door contacten met de schippers van die schepen is bij Kramer al lang bekend dat de schippers van deze schepen maar moeilijk aan een ligplaats kunnen komen. Vaak willen de scheepseigenaren nog zelf het e.e.a. aan hun schip repareren of opknappen. Een ligplaats met gelijkgestemde bezitters van varende monumenten zou voor die mensen een uitkomst zijn. Bij kleine klussen kunnen ze elkaar ondersteunen, voor het professionele werk is de scheepswerf van Kramer beschikbaar. Al in 2007 is bij Kramer begonnen met de aanleg van een dergelijke haven.
Bovendien heeft de scheepswerf een gedeelte van een loods ingericht als motormuseum waar o.a. de eerste Kramer Scheepsmotoren te bewonderen zijn.

Cruise terminal

In een alternatief plan stelt voorzitter Pieter van Nieuwburg van de Vereniging De Zaansche Molen voor om de aanlegplaats voor cruiseschepen te maken op de plek waar tijdens de bouw van de nieuwe Julianabrug het pontveer afmeerde bij de Diederik Sonoyweg, ten westen van Molenaar's Scheepswerf. Van daaruit is een mooie wandelroute via Haaldersbroek naar de ZaanseSchans uit te zetten. De authentieke sfeer zou aanmerkelijk worden verhoogd als in de museumhaven druk aan de daar afgemeerde schepen zou worden gewerkt zodat het in de buurt van de ZaanseSchans weer ruikt naar teer en smeulende smidse vuurtjes.

Eensgezind naar een toekomst voor het verleden

De Vereniging De Zaansche Molen, die zich inzet voor het behoud van industrie molens in de Zaanstreek, en de Vereniging Zaans Erfgoed, waar de Vereniging Zaans Industrieel Erfgoed in is opgegaan, zouden van nu af aan samen moeten opereren om op het raakvlak van hun 'aandachtsgebied' bij de instanties het, voor het behoud van het erfgoed meest gunstige plan naar voren te brengen. In een tijd van 'marktwerking' en 'commerciële exploitatie' dreigt een van de mooiste collecties van Zaans erfgoed te verworden tot een 'Disneypark aan de Zaan' waar de historie wordt opgeofferd aan de gemakzucht van de toeristische consument. Alles moet in 'Jip en Janneke' taal worden uitgelegd en in hapklare brokken worden uitgestald. De cruiseboot passagier krijgt tenslotte slechts anderhalf uur om de volledige Zaanse geschiedenis te leren kennen.

Het is nu misschien nog het juiste moment om tot inkeer te komen zodat in de toekomst de echt geïnteresseerde bezoeker nog kan genieten van authentieke gebouwen en technische constructies op hun oorspronkelijke plaats en in hun authentieke context. De oliemolen 'De Ooievaar' mag niet geofferd worden op het altaar van de 'winstmaximalisatie'. De VVD is er, in het 'Verkiezingsprogramma Zaanstad 2010-2014', heel duidelijk over:
“Het verdienvermogen van de Zaanse Schans moet ook worden verbeterd”. Het conserveren van authentieke technieken dient, volgens deze partij, in dienst te staan van commercie.

In de bijlage bij de projectnota 'aanleg steiger riviercruiseschepen' en 'centrale afstandbediening bruggen' bij de begroting van 2009 van de Provincie Noord Holland staat een post van € 328.800 voor 'Aanleg steiger riviercruisevaart Zaanse Schans (netto tekort)'. Een aanlegsteiger op de plaats van pontveer zal aanmerkelijk goedkoper uitvallen. Daardoor blijft er van dit bedrag voldoende geld over om met het onderhoud van de Ooievaar te beginnen. Bovendien zou Scheepswerf Kramer een aanmoedigings subsidie kunnen ontvangen om de in gang gezette bouw voor de aanlegplaats voor historische schepen te kunnen afronden.

  Ooievaar  
  De Ooievaar gezien vanuit de dakgoot van Vleethuis (Pakhuis) Asia bij de Koogersluis in november 2009.  

Door: Cees Kingma - Juni 2010
Beeldmateriaal: Cees Kingma, tenzij anders aangegeven
Bronnen:

  • Permanente bedelaars, dat zijn we eigenlijk, Voormalig wethouder André Drost volgt Pieter van Nieuwburg op als voorzitter van vereniging De Zaansche Molen, Noordhollands Dagblad, zaterdag 5 juni 2010
  • Concept bestemmingsplan Zaanse Schans e.o., Gemeente Zaanstad - 24 november 2009
  • Verslag openbare vergadering monumentencommissie d.d. donderdag 1 juni 2006
  • Jaaroverzicht 2009 - Havendienst Zaanstad
  • Algemeen Jaarverslag van Vereniging De Zaansche Molen
  • Windbrief 151
  • Van wind naar stoom, Een eeuw industriecultuur in de Zaanstreek - ISBN 978 90 78381 341