MBTZ Logo

Herinneringen aan V.G.Z.

Met Stoom Nr. 11 - November 1992

Dit is deel 2 van:

Herinneringen aan V.G.Z.

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1

Nare klussen

Er waren echter ook nare werkzaamheden die steeds weer terugkwamen. Zoals de reparatie van de oude knopenzeven van de PM 10. Dat waren museumstukjes van rond de eeuwwisseling. Door het trillen van de zeeftrommel scheurden ze herhaaldelijk, waardoor er nieuwe geperforeerde platen op geklonken moesten worden. Als de oude platen er af gehaald waren moest er een klein persoon door de uitstroomopening in de zeeftrommel kruipen. Daar moest hij de klinknagels tegenhouden tijdens het klinken. Afgezien van het lawaai in die kleine ruimte was het onaangenaam door het kopergroen dat door het trillen los raakte en in de luchtwegen raakte. Daardoor kreeg men verkoudheidsverschijnselen, compleet met 'loopneus'.

Een ander naar karwei was het boren van gaatjes in de walsen van de zuigpers. Het waren bronzen cylinders met cellen in de omtrek waardoor water en lucht weggezogen werden naar de vacuümpompen. Deze werden op gezette tijden van een nieuwe rubber mantel voorzien, maar de gaatjes waardoor de lucht kon worden weggezogen ontbraken. De gaatjes waren aan de buitenkant niet zichtbaar. De buitenste kon men door opmeten lokaliseren en inboren. Maar de rest van de tienduizend gaatjes van 4,5 mm. diameter was niet te vinden. Men monteerde daarom vijf pneumatische handboormachines op een support met een pen door het eerste gat.

Door nu de pen in het eerste gat te drukken volgden de vijf draaiende boren ook. Door dat steeds te herhalen kon men zo een regel in de lengterichting van de wals van gaatjes voorzien, in de hoop dat de gaatjes onder het rubber correspondeerden met die in de bronzen mantel. Als dat laatste niet het geval was kon de boor breken. Het was dan een heel karwei het afgebroken stukje boor er uit te krijgen. Boven het lawaai in de hal van PM 4 kwam dan ook het lawaai van de vele boormachines en de stank van het bijna brandende rubber. Je ging dan ook wel eens een luchtje scheppen. Gelukkig werd er om de paar dagen van monteur gewisseld.

  Extrom zeven  
  Extröm-zeven - Opstelling bij PM 11  

Dan waren er de werkzaamheden aan de overigens uitstekende Extröm knopenzeven. Dat waren goed werkende zeven, klein van oppervlakte maar met heftige trillingen. Zij stonden op veren op de fundatie. Aan de zeefbak hing een blok beton als trillingsdemper.

Enkele van deze betonblokken liggen nog bij het voormalige fabrieksterrein en langs de Enge Wormerdijk aan de Zaan.
De heftige trilling werd tot stand gebracht door twee onbalans-assen die synchroon door twee elektromotoren werden aangedreven. Die onbalans-assen liepen in zware dubbelrijige rollagers die weer in een aluminium juk waren bevestigd. Tussen de beide lagers bevond zich een groot glijlager waarin de trommel van de zeef draaide. Nu raakten deze lagers nogal eens defect door de geweldige trillingen. De lagers waren meestal dermate kapot dat het demonteren met het normale gereedschap niet meer kon. Dat was dus geen gemakkelijke klus.
De zeven stonden in paren opgesteld, zodanig dat de ene zeef de productie van de andere kon overnemen. Maar als er één in reparatie was werd je door de andere natgespat. Met natte voeten en gehuld in een oude Duitse gascape moest de monteur de binnen- en de buitenring er met een snijbrander uitsnijden zonder het huis en de as te beschadigen. Als alles er uit was en schoongemaakt was, was de montage een routinewerkje maar het kwam veelvuldig voor dat sommigen zich opsloten als de klus weer eens in de lucht hing.

  Kegelmolen  
  Kegelstofmolen van PM 11  

Het opboren van de Redler-schalmen van de kolentoevoer en de sintelafvoer was ook zo'n klusje maar dat kwam niet zo vaak voor. Bouten en moeren van roestvrij staal zijn nu gewoon in de handel. In die jaren werden alle benodigde roestvrijstalen bouten, moeren en schroeven nog in de werkplaats gedraaid uit ronde staven roestvrij staal en later uit zeskantige staven. Het was massawerk en erg eentonig. De koppen van de bouten die van ronde staven waren gedraaid moesten daarna nog zeskantig worden geschaafd. Later ging het op een freesbank veel vlugger.

Glanscylinder PM 11
Glanscylinder van papiermachine PM 11.
Met trots liet je de geweldige glanscylinder van de PM 11 zien; het ontlokte kreten van bewondering.

De draaibanken van Dean Smith and Grace Keighley England hadden gelukkig een vierzijdige arretterende beitelhouder. Daarin zaten een puntbeitel voor het voordraaien, een mesbeitel voor het nadraaien, een draadsnijbeitel voor het aanbrengen van schroefdraad en een steekbeitel voor het afsteken van de bout. Zuigbakboutjes waren ook niet zo lekker te draaien omdat ze zo dun waren en dikwijls, als ze bijna klaar waren afbraken. Dan kon je weer opnieuw beginnen.
Na de bevrijding kwam er veel pantserplaat in de handel. Op zich uitstekend materiaal, maar het was veelal met brandwerende verf bestreken. Dat gaf bij verhitting door het snijden een giftig gas af waarvan je urenlang moest hoesten. Het verwerken van pantserplaat mocht dan ook alleen in de "polder". Dat was aan de kant van de Westerveersloot. Daar kon alleen met lichtgas en zuurstof worden gesneden. Als je niet ervaren was, was dat een hele klus.

In de smederij bevond zich ook de werkhoek van de isoleerder. Daar werden de isolatieschalen voor de hogedrukleidingen met asbest gevuld. Er werd zelfs blauwe asbest gebruikt. De isoleerder Cees Bakker had soms de asbestvlokken op zijn pet en dat temidden van zo'n veertig man die daar ook werkten. Ook verwerkte hij verlode plaat waardoor hij vaak met zweren rondliep. Als er een te doffe of te glimmende baan in het papier op de lopende machine was, moest met een handslijpmachine de rubber glansrol op die plaats afgeslepen worden. Een griezelig werkje, aan zo'n draaiende machine.
Soms was het nodig dat bij lopende machines het gladwerk er uit gehaald werd om te worden geslepen. Men hees dan de bovenste rol tot aan de voortrazende papierbaan, brak deze en voerde hem er onder door voor de drum. Zo ging het ook met de andere rollen. Het was uitkijken geblazen.

Baldadigheid

Als jongens deden we ook wel eens iets dat niet door de beugel kon. Ik had eens van iemand een lichtkogel gekregen, afkomstig uit een in de oorlog neergestort vliegtuig. Hiervoor werd een mortier gemaakt, dat wil zeggen twee in elkaar passende pijpen waarbij de binnenste de lichtkogel bevatte en de buitenste aan de onderzijde een scherpe bout.

Op de polder werd in de middag een demonstratie gegeven. Een heftige knal en daar ging de lichtkogel de lucht in. Een uur later moest ik op het matje komen bij de heer Allan. Bertus Luyt, "Dobber", was een stille politieman. Hij had het aan de directie overgebracht. Meneer Allan vond het erg leuk maar niet bij VGZ. We maakten buskruit uit stoffen die bij VGZ aanwezig waren. Dus er verscheen al gauw een nieuwe bom. Deze werd ook op de polder tot ontploffing gebracht. We dachten dat "Dobber" er niet was.

De daverende ontploffing was toch kennelijk door hem gehoord. De heer Van het Kaar zei dat de heer Buter had gezegd dat ik niet meer zo mocht ploffen.

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1