MBTZ Logo

Deel III: Van olieslager tot speciaalvetten

Wessanen, Nomafa, Friwessa en Karlshamns

Met Stoom – Nummer 39 - Juni 2001

Terug naar deel 1 Terug naar deel 2 Deel 2 Naar deel 4


Bulkproductie voor bakkers en bakkerij-industrie

Een werknemer in de na-oorlogse fabriek
Een werknemer in de na-oorlogse fabriek slaat olie met behulp van persen, die nog dateren van het begin van de twintigste eeuw
Foto: Gemeente Archief Zaanstad

Al snel zag Vis in, dat grotere winsten gehaald konden worden op de markt van de bakkerijen, waar de concurrentie nog niet zo fel was als op de consumentenmarkt. In 1933 wordt de werkmaatschappij N.V. Fricola opgericht, die de verkoop van bakkersvetten en margarines moest stroomlijnen. In 1939 kwam Gerbrand Vis III in de zaak als onderdirecteur.
Ook werd dat jaar besloten tot uitbreiding van de raffinage-afdeling. Er werd een speciale blekerij gebouwd voor vetten en oliën, die vervolgens geleverd konden worden aan de zeep-industrie.

In de Tweede Wereldoorlog kwam het bedrijf onder controle van de overheid. Net als Wessanen kreeg men te maken met een gebrek aan grondstoffen; er ontstaat een grote vetschaarste. Ook de margarine kwam op de bon. Bij Nomafa kon men af en toe nog iets produceren, maar het bedrijf stond ook maandenlang stil.

Na 1945 wordt de productie snel weer opgepakt. Het vettentekort was echter niet zomaar opgelost en de margarine bleef dan ook tot 1949 op de bon. Men voerde de productie op; in 1955 werd inmiddels 52.000 kg aan margarine alleen al geproduceerd. In de jaren vijftig maakte Nomafa de overstap van de ambachtelijke bakkerijen naar de bakkerij-industrie, die sterk in opkomst is en steeds meer bakkers wegconcurreert. De geleverde partijen werden groter en gingen steeds vaker in bulk in plaats van in doosjes.

Met de toename van de welvaart steeg ook de vraag naar nieuwe, meer luxe levensmiddelen. In de jaren zestig winnen snacks als frites en zoutjes aan populariteit. Nomafa sprong daarop in en ging frituurvet in blokken leveren aan snackbars en bulkvet aan de chips-industrie.

Terwijl de omzet groeide, bleef de personeelsbezetting ongeveer gelijk. In 1962 heeft men 92 personeelsleden in dienst, in 1973 zijn dat er nog altijd 92. Halverwege de jaren zeventig had Nomafa een goede positie; samen met Unilever en Remia was zij de grootste leverancier van vetten aan de bakkerij-, snack- en frites-industrie in Nederland. Het probleem was, dat men in de fabriek aan de top van de capaciteiten zat. Een hogere omzet kon met de bestaande installatie niet gehaald worden. Eigenlijk moest er een nieuwe raffinaderij gebouwd worden, maar dat zou een bijzonder grote investering vergen.

Sinds 1973 had Nomafa er een grote klant bijgekregen: Wessanen liet een deel van het door haar geperste palmpitvet raffineren bij Nomafa. Daarna werd dat geraffineerde vet weer verwerkt in de kalvermelkindustrie van Wessanen. Toen Wessanen Olie in 1974 aangaf, dat zij de samenwerking met Nomafa graag zou willen intensiveren, reageerde Vis geïnteresseerd. De onderhandelingen werden door Wessanen, dat het bedrijf het liefst wilde overnemen, zeer voorzichtig aangepakt. Al snel kwam het idee van een joint-venture naar voren. De samenwerking was voor beiden van strategisch belang. Voor Nomafa had de joint-venture tot gevolg, dat men de productiecapaciteit fors kon uitbreiden door een investering van enkele miljoenen guldens. De oude Raffi II wordt vevangen door een nieuwe, volautomatische raffinaderij (Raffi III).

Voor Wessanen Olie had het als voordeel dat het bedrijf niet zelf een raffinage- en hardings-afdeling hoefde op te zetten en gebruik kon maken van de bij Nomafa aanwezige kennis. Zij kon daardoor snel verdergaan met de ontwikkeling van nieuwe producten. Nomafa en Wessanen Olie richtten samen de onderneming Friwesco C.V. op.

In 1975 werd een werkgroep opgericht, door medewerkers van Wessanen en Nomafa, die onderzoek deed naar de mogelijkheden voor alternatieven voor cacaoboter in de chocolade industrie. Men had veel baat bij de kennis die Wessanen op het gebied van cacao en cacao-boter al in huis had via de eigen cacaofabriek De Moriaan. Men slaagde erin de fysieke eigenschappen van palmpitvetstearine met behulp van raffineren en harden op zo'n manier aan te passen, dat een product ontstond dat cacaoboter volledig kon vervangen.

De samenwerking tussen Wessanen Olie en Nomafa verliep zeer goed; de bedrijven kenden geen overlap en vulden elkaar uitstekend aan. Daardoor ontstond echter al snel een wederzijdse afhankelijkheid en de bestuursvorm werd steeds complexer. Directeur Vis zag wel in, dat zijn familiebedrijf in de toekomst weinig kans had zelfstandig te kunnen blijven voortbestaan. Bij Wessanen Olie had hij de zekerheid, dat zijn bedrijf in ieder geval zou blijven functioneren en niet zou worden gesloten. Dat risico was bij overname door een buitenlandse multionational niet denkbeeldig.
In 1976 ging hij akkoord met een volledige overname van Nomafa door Wessanen.

De Nomafa was tot op het laatst een echt Zaans familiebedrijf. Dat bleek niet alleen uit het feit dat het familiekapitaal direct met het bedrijf verbonden was, maar ook uit het gebruik van de keuken van mevrouw Vis als proeflaboratorium. Ieder nieuw product van de fabriek werd door haar persoonlijk getest. Zij was bijzonder ontevreden over de reformmargarine Vegana: de stukjes margarine die in de pan werden gegooid, sprongen er net zo hard weer uit. Toch werd deze margarine nog heel lang door Friwessa geproduceerd.

Friwessa, 1977-1990

Werkneemster in de proeffabriek van Friwessa
Een werkneemster controleert een installatie in de nieuwe proeffabriek van Friwessa, begin jaren tachtig
Foto: Gemeente Archief Zaanstad

In 1978 werd Friwessa BV opgericht, de nieuwe werkmaatschappij van Nomafa BV in Zaandijk en Wessanen Oliefabrieken BV in Wormerveer. Hiermee was het proces van samenvoeging van de twee bedrijven voltooid. De nieuwe onderneming richtte zich vooral op het ontwikkelen van de groep producten, waartoe de cacaobotervervangers behoorden: de zgn. speciaalvetten.

Daarnaast probeerde Friwessa deze producten internationaal aan de man te brengen. De productie-activiteiten bleven gescheiden; in Wormerveer werd er gefractioneerd en in Zaandijk werden de eindproducten gemaakt door de fractionaten te raffineren, te harden, te mengen en te verpakken. De ontwikkeling verliep voorspoedig en met de productenlijn 'cacaobotervervangende vetten ten behoeve van de chocolade- en zoetwarenindustrie' gaat het bedrijf in nieuwe fase in.

Friwessa streefde naar internationalisering van het bedrijf. Om de nieuwe producten op de wereldmarkt aan de man te brengen, werd een internationaal georiënteerde verkoop- en marketingorganisatie opgezet. Ook werd de zgn. 'Chemische functie' uitgebreid. Dit laatste was van belang, omdat men afnemers beter wilde kunnen adviseren over de wijze waarop producten van Friwessa te gebruiken waren.

Voor de Noord-Amerikaanse markt werd een verkoopkantoor opgezet in de vorm van Friwessa Inc. in New Jersey. Men ging een samenwerkingsverband aan met een plaatselijke raffinaderij, CPC en later met C&T, waar het fractionaat naar toe werd verscheept vanuit Wormerveer. Vervolgens produceerde CPC het eindproduct en leverde het aan de Amerikaanse chocolade-industrie. Deze samenwerking was zeer succesvol en Friwessa ontwikkelde zich tot marktleider voor CBS producten (Cacao Boter Substituten) in Noord-Amerika.

Naast Europa en Noord-Amerika werd geexporteerd naar het Midden Oosten, Afrika, Zuidoost-Azië (inclusief Australië) en Zuid-Amerika. Voor Oost-Europa en Rusland bleven de mogelijkheden beperkt door de aanwezigheid van enkele concurrenten, waaronder het Zweedse Karlshamns.

Friwessa beleefde begin jaren tachtig topjaren en er werd geïnvesteerd in een proeffabriek voor product- en applicatie ontwikkeling. In 1982 werd het eerste Friwessa International Specialty Fats Seminar gehouden, wat aantoonde dat het bedrijf inmiddels een internationale positie had als leverancier van speciaal-vetten. 1985 was het succesvolste jaar ooit voor Friwessa. De onderneming was uitgegroeid tot het vlaggeschip van Wessanen.

Na dat jaar kwam het bedrijf echter in grote problemen. De grondstoffenprijs kelderde tot de helft van het oude niveau. Daarnaast werden de Maleisiërs actief op het gebied van de cacaobotervervangers. Zij boden dezelfde producten aan tegen een veel lagere prijs dan Friwessa. Met name de afnemers in het Midden-Oosten raakten hierdoor gealarmeerd en weigerden eerder aangegane overeenkomsten nog te honoreren. Friwessa klom weer redelijk uit het dal, toen de grondstoffenprijzen weer stegen. De concurrentie, niet in de minste plaats van het nabijgelegen LodersCroklaan, bleef echter bijzonder sterk.

In 1989 heroriënteerde de Raad van Bestuur van Wessanen zich op de Wessanen-strategie. Men wilde zich concentreren op producten voor consumenten in plaats van op halffabrikaten. Dit betekende dat Friwessa niet meer paste in de kernactiviteiten van Wessanen. De directie van Friwessa werd gevraagd alternatieven te onderzoeken waarbij aansluiting bij een andere onderneming tot de mogelijkheden behoorde. Na een korte periode van verkenning kwam de directie van Friwessa tot de conclusie dat aansluiting bij het Zweeds Karlshamns de beste optie was.

De activiteiten van beide bedrijven leken goed op elkaar aan te sluiten en de overname van Friwessa paste in de expansiestrategie van Karlshamns. In 1990 werd Friwessa BV afgesplitst van Wessanen om verder te gaan met Karlshamns.

Terug naar deel 1 Terug naar deel 2   Deel 2 Naar deel 4